Agressie in de klas

Bijgewerkt op 24-07-2023

In je klas heb je soms kinderen die agressief gedrag vertonen naar andere kinderen of naar jou. De daders worden al gauw bestempeld als ‘rotkinderen.’ Hierdoor kom je in een uitzichtloze situatie die kan escaleren.

Overigens is agressief gedrag biologisch geprogrammeerd en zit het in ieder van ons. Ook opkomen voor jezelf of het verdedigen van degenen die je lief zijn, is agressief gedrag. Het gaat er dus om waar de grens ligt en hoe je kinderen moet leren te stoppen aan die grens.

Meer weten over agressie in de klas? Boek een incompany bijeenkomst met Anton Horeweg. Lezing, dagdeel of studiedag mogelijk.

Oorzaken

We hebben de neiging hebben om agressie toe te schrijven aan de vrije keuze van het kind dat de agressie uit. We bestempelen daarna het kind als vervelend. Er zijn uit onderzoek ook oorzaken naar voren gekomen, die buiten de wil van het agressieve kind liggen. Daarmee praat ik agressie absoluut niet goed, maar kennis over de oorzaak kan soms bijdragen aan een mogelijke (gedeeltelijke) oplossing.

Factoren in het kind:

  • Persoonlijkheidsfactoren. Sommige kinderen hebben een opvliegend karakter en moeten nog leren daarmee om te gaan.
  • Het kind heeft sterkere prikkels nodig om emoties te ervaren. Dit komt door een niet goed werkende prefrontale cortex. (Kinderen met ADHD kunnen hier soms last van hebben).
  • Een niet al te hoge intelligentie. Hierdoor beschikt het kind over minder oplossingsvaardigheden.
  • Een gebrekkige sociale cognitie. Dit kan leiden tot verkeerd inschatten van sociale situaties en daarmee tot een verkeerde, in dit geval agressieve respons.
  • Gebrekkige sociale informatieverwerking. Hierdoor wordt de respons van anderen per definitie als aanvallend ingeschat.
  • Een gebrek aan verbaal vermogen. Denk bijvoorbeeld aan kinderen met een TOS. Als het kind niet kan zeggen wat het vindt, is agressie soms een voor de hand liggende mogelijkheid.
  • Een lage frustratietolerantie. Als het kind snel gefrustreerd raakt, is er meer kans op agressief gedrag.

Leestip

Factoren in de omgeving van het kind:

  • Agressieve ouders/ opvoeders kunnen makkelijk leiden tot agressief gedrag van het kind.
  • Hechtingsproblemen en affectieve verwaarlozing.
  • Herhaalde echtscheidingen van ouders/verzorgers.
  • Mishandeld zijn of het zien van mishandeling binnen het gezin.
  • Een omgeving die aanzet tot agressief gedrag. Vrienden, maar ook ouders die zeggen “Sla er maar op.”
  • Een inconsequente opvoeding, waar grenzen niet goed aangegeven worden.
  • Een voor het kind stressvolle situatie. Die situatie hoeft voor anderen helemaal niet stressvol te zijn. Het gaat er om hoe het kind de situatie beleeft.
  • Statusverlies en onzekerheid. Bijvoorbeeld als er een nieuw kind in de klas komt.
  • Opvoedingsstijl. Geen duidelijke grenzen of buitensporig streng.

De leerkracht als speciale omgevingsfactor:

  • Het kan zijn dat de leerkracht een “agressieve” aanpak heeft in de klas. Denk dan vooral aan verbale agressie, zoals kleineren, sarcasme of voor gek zetten.
  • De leerkracht is te weinig consequent in het uitvoeren van de regels. Dit uit zich vaak in het te lang toestaan van verkeerd gedrag en dit vervolgens te rigoureus de kop willen indrukken, waarna het weer toegestaan wordt, enz. “En nu ben ik het zat al die herrie. We gaan een week lang niet gymmen.”
  • Als de leerkracht zelf de grenzen niet duidelijk maakt of zich er niet consequent aan houdt, zullen kinderen de grenzen constant opzoeken en er overheen gaan.
  • De leerkracht stimuleert teveel competitie in zijn klas. Competitie is in feite een vorm van (normaal gevonden) agressie. Winnen ten koste van je tegenstander, kan gemakkelijk uit de hand lopen, zeker als de kinderen die minder goed kunnen leren altijd de verliezers zijn. Zij kunnen dan compensatie gaan zoeken op andere gebieden.
  • Laat de leerkracht ruzies uitpraten of drukt hij ze de kop in? Ruzies (laten) uitpraten kost vaak veel tijd, maar onopgeloste conflicten hebben de neiging groter te worden en te escaleren tot agressie. Kinderen zoeken uiteindelijk toch een “oplossing”, one way or another.
  • Maakt de leerkracht voldoende onderscheid tussen gedrag en persoon? Vergelijk “Wat ben jij toch een vervelend mannetje!” (afkeuren van het kind) en “Ik vind het erg vervelend dat je weer gevochten hebt.” (afkeuren van het gedrag). Het vaak afkeuren van het kind i.p.v. het gedrag kan uiteindelijk leiden tot agressie vanuit frustratie en negatieve gevoelens.
  • Groepsnorm: Als de groep agressie ‘normaal’ vindt, neemt de agressie in je klas toe.

Soorten agressie:

  • Proactieve agressie: dit is berekenend gedrag. De agressie is bedoeld voor het verkrijgen van macht over anderen en/of het zich toe-eigenen van bezit. Deze vorm gaat dus niet samen met controle verlies, maar is juist weloverwogen, gecontroleerd gedrag.
  • Reactieve agressie: agressie uit onmacht. Het is reactie op een waargenomen bedreiging of provocatie, die gepaard gaat met woede en/of controle verlies. Het is dus impulsief en defensief gedrag.

agressie gedragsproblemen in de klas

Vaak komen beide vormen voor bij hetzelfde kind. Omdat beide vormen een aparte benadering behoeven, kan dat voor jou als leerkracht lastig zijn. Het beste kun je kijken naar welke vorm zich het meest voordoet en daarmee proberen aan de slag te gaan. Als je school niet structureel aandacht besteedt aan de voorkoming en vermindering van agressie en nadere gedragsproblemen door middel van een methode, kun je wellicht wat hebben aan onderstaande punten. Overigens zijn er op dit moment methodes die bewezen effect hebben op het gebied van sociale en emotionele ontwikkeling. PAD, de Vreedzame school  en Taakspel.

Agressie en sociale informatieverwerking:

1. Encodering: waarnemen van de werkelijkheid.
2. Betekenisverlening: toekennen van subjectieve waarden aan de waargenomen informatie.
3. Emotie: Afhankelijk van de interpretatie volgt een al dan niet heftige emotie.
4. Responsgeneratie: er worden één of meer oplossingen bedacht.
5. Responsselectie: er wordt een oplossing gekozen.
6. Uitvoering: de oplossing wordt uitgevoerd.

Bij kinderen met reactieve agressie liggen de problemen vooral in de eerste drie fases. Bij kinderen met proactieve agressie liggen de problemen vooral in het vinden van de (moreel) juiste oplossing voor de problemen (van Overveld, 2017).

Horeweg, A. (2020). Voorkom lastig gedrag. Wat kun jij als leerkracht aan preventie doen?

Wat kun je doen in je klas: preventie

Je kunt een aantal dingen doen om agressie te voorkomen. Dit zijn vaak maatregelen die ook preventief werken voor andere gedragsproblemen.

  • Zorg allereerst voor een goed schoolklimaat. Als het pedagogisch klimaat in je school goed is, voorkomt dat al veel problemen. Een goed pedagogisch klimaat wil zeggen dat leerkrachten respectvol met kinderen omgaan, duidelijke regels stellen waar iedereen zich aan houdt. De leerkrachten zijn bereid om ook op kinderen van andere groepen te letten, kinderen met problemen worden niet gezien worden als problemen, maar als kinderen die ondersteuning nodig hebben, enz (Horeweg, 2020).
  • Een goed klassenklimaat is een tweede basisvoorwaarde. Hoe ga jij met je klas om? Wat voor een goed schoolklimaat geldt, geldt ook in je klas.
  • Besteed in je groep veel aandacht aan de omgangsregels. Bepaal die samen met je klas en houd je er consequent aan.
  • Zorg voor een positieve sfeer. Geef veel complimenten, zorg voor veel succeservaringen. Ken je klas en zorg dat je een band hebt met alle kinderen.
  • Zorg voor goede lessen. Een goed op de leerbehoeften afgestemde instructie werkt preventief.
  • Maak veel gebruik van samenwerkend leren. Kinderen leren zo elkaars sterke kanten waarderen. Stel zelf de tweetallen of groepjes samen en doe dit in steeds wisselende samenstellingen.
  • Gebruik de handreikingen uit Handboek Gedrag op school en Gedragsproblemen in de klas in het voortgezet onderwijs. Kijk onder andere bij: preventie, een goede groep maken en begin van het schooljaar benutten en het hoofdstuk over agressie.
  • Geef aandacht aan gewenst gedrag in plaats van aandacht aan het verkeerde gedrag.
  • Bekijk je eigen gedrag. Dit is een vaak onderschatte factor.
  • Let goed op wie je naast wie zet. Zet kinderen niet “zomaar” bij elkaar.
  • Zorg dat je alert bent op pestgedrag. Kinderen met agressief gedrag zijn niet populair en hebben vaak weinig vrienden.
  • Houd veel contact met de ouders, zodat je samen de aanpak kunt bepalen bij problemen.

Als er toch sprake is van agressie: maak een algemene analyse.

  • Bekijk wanneer de agressie zich voordoet. Laat iemand observeren (gedragsspecialist, IB-er, stagiaire, collega). Het formulier planmatig bekijken agressie kun je hier downloaden.
  • Hoe ziet het gedrag er concreet uit? Is er sprake van verbale agressie, intimidatie, fysiek geweld of een combinatie?
  • Is er naar jouw oordeel sprake van reactieve of proactieve agressie?
  • Bekijk of je kunt ontdekken op wie de agressie gericht is. Probeer te ontdekken of er aanleiding toe was. Misschien werd de agressor eerst uitgelokt, werden er spullen afgepakt of vervelende dingen gezegd, enz. Ga er niet meteen van uit dat degene die de agressie pleegt automatisch de schuldige is, hoezeer je die neiging ook zou kunnen hebben. Het kan zijn dat zijn respons verkeerd is, maar de aanleiding (pesten o.i.d.) nog meer verkeerd was.
  • Hoe vaak komt de agressie voor? Gebruik een simpel turflijstje. Mijn ervaring is, dat sommig “verkeerd gedrag” in je eigen optiek vaker lijkt voor te komen dan het in werkelijkheid voorkomt. Dit gebeurt vooral als het gedrag je erg raakt. Overigens is één keer iemand slaan al niet acceptabel, dus de turflijst is niet bedoeld om het probleem te bagatelliseren.
  • Loont de agressie voor het kind? Krijgt het zijn zin van anderen?
  • Om te kijken welk gedrag aan de agressie vooraf gaat, kun je een ABC-analyse laten maken. Aanbevolen wordt om die meerdere keren uit te voeren.

Is het kind voldoende taalvaardig en voldoende sociaal vaardig? Als één van de twee vragen met nee beantwoord kan worden, heb je al een mogelijke bron van agressie gevonden.

Maak een analyse van de onderwijsleersituatie:

Ik gaf het al eerder aan; goed onderwijs werkt preventief voor gedragsproblemen, dus ook voor agressie. Bekijk daarom kritisch de volgende aspecten.

  • Zijn de eisen die je aan dit kind stelt niet te hoog of te laag?
  • Voorkom dat een kind zich publiekelijk in verlegenheid gebracht voelt. Sommige kinderen maken liever een scène dan dat ze laten merken het antwoord op een vraag niet te weten.
  • Zijn de taken en opdrachten duidelijk? Sommige kinderen kunnen echt maar één (deel)opdracht tegelijk aan. Meer overzien ze niet, wat kan leiden tot frustratie.
  • Is er een duidelijke structuur bij de verschillende activiteiten?
  • Is er tussen het werken door voldoende tijd om “te ontladen?” Maak je gebruik van liedjes, energizers of andere leuke tussendoortjes?
  • Is er sprake van een veilige omgeving? Daarbij moet je ook nadrukkelijk kijken naar je eigen gedrag. Je kent vast wel voorbeelden van leerkrachten die je zelf hebt gehad vroeger, waarbij je met buikpijn in de klas zat.

Maak een analyse van de oorzaak van de agressie:

Agressie is geen agressie alleen; agressie is een uiting van een onderliggend probleem. Probeer daarom te achterhalen wat dat probleem is. Dat is soms moeilijk en het is begrijpelijk dat je alleen maar denkt: “Het moet stoppen. Klaar.” Maar juist omdat het een hardnekkig probleem kan zijn, is het vinden van de onderliggende oorzaak handig.

    • Het kind kan door onkunde veel vernielen.
    • Het kind kan zijn boosheid of onmacht op deze manier laten gelden, omdat het geen andere manier geleerd heeft.
    • Het kind kan gewelddadig doen, omdat hij denkt dat dit “jongensachtig” is.
    • Het kind kan denken dat dit stoer gedrag is en zo aansluiting zoeken of status willen verwerven binnen de groep.
    • Het kind kan bang zijn en dit verbergen met agressie.
    • Het kind kan (extreem) verdriet hebben of hele erge dingen meegemaakt hebben (denk aan oorlogssituaties, ernstige ongelukken of geweldsmisdrijven).
    • Er zijn kinderen die gewoon een ‘explosief karakter’ hebben. Zij hebben dan hulp nodig in het leren omgaan hiermee. Een handig boekje met tips voor kinderen die last hebben van dit probleem is bijvoorbeeld Haal de grrrrr uit agressie (Verdick & Lisovskis, 2007) en Een vulkaan in mijn buik (Pudney & Whitehouse, 2021).

Wat zijn mogelijke signalen van agressief gedrag:

  • Uitdagend gedrag, zoals schelden, rare gezichten trekken, bijnamen verzinnen voor anderen.
  • Op negatieve wijze aandacht vragen.
  • Spullen van anderen vernielen.
  • Gemeen zijn naar anderen kinderen.
  • Een totaal gebrek aan respect hebben voor anderen.
  • Altijd de eigen zin willen doordrijven, ook ten koste van anderen.
  • Narcistische karaktertrekken hebben; Ik ben speciaal, de regels gelden voor anderen, maar niet voor mij.
  • Driftbuien, veel vechten.
  • Roddelen, kwaadspreken, andere kinderen belachelijk maken bij derden.

Op het moment dat de agressie zich voordoet:

Het is natuurlijk goed om te kijken wanneer, hoe vaak en in welke mate de agressie zich voordoet, maar in je klas zul je toch vooral ook meteen moeten reageren. Een systematische aanpak is goed, maar zorgen voor een veilige groep is natuurlijk een eerste vereiste. Hoe je kunt reageren probeer ik duidelijk te maken aan de hand van de Roos van Leary. Als je de Roos Van Leary in bekijkt, kun je de relatie tussen twee mensen aflezen in de aspecten macht en sfeer. Macht zie je terug in boven/onder. Sfeer zie je terug in samen-tegen.

Roos van Leary op www.gedragsproblemenindeklas.nl

Mensen zijn geneigd complementair te reageren op elkaar. Op boven-gedrag zul je de neiging hebben te reageren met onder-gedrag. Dat dit weinig effectief is in dit geval is duidelijk. Degene die agressief gedrag vertoont zal daardoor namelijk nog meer agressief gedrag vertonen (hij reageert immers óók complementair). Vertoon daarom ook boven-gedrag en kies voor de samen positie, dat wil zeggen dat je tot op zekere hoogte meegaat in zijn idee. Dit noemt Leary ondersteunend gedrag. De ander voelt zich begrepen en de agressie neemt af. Pas op dat je niet symmetrisch reageert. Dat wil zeggen dat je bijvoorbeeld terug schreeuwt als de ander schreeuwt. Het zal duidelijk zijn dat dit niet zorgt voor afname van de agressie.

Fases in agressief gedrag:

Hoewel agressief gedrag er soms ‘ineens’ lijkt te zijn ontstaan, zijn er wel fases aan te wijzen in dit proces (Colvin, 2004). Het probleem is natuurlijk wel, dat je in een klas van dertig kinderen die fases wel eens kan missen. Je hebt tenslotte ook maar twee ogen en oren. Toch kan het handig zijn te weten hoe de fases in het agressie proces verlopen. Daarbij zijn er een aantal dingen die je kunt proberen tijdens deze verschillende fases en een aantal dingen die je beter niet kunt doen.

Voorafgaande fase

  • De spieren spannen zich voor actie. Je ziet bijv. een kind met gebalde vuisten, armen strak langs het lichaam.
  • Het gezicht wordt bleek, doordat bloed vooral naar de spieren gaat.
  • De ademhaling wordt sneller, want er is meer zuurstof nodig om glucose om te zetten in energie.
  • Verwijding van de pupillen.

De aanzetfase:

Het kind gedraagt zich niet meer volgens zijn normale gedragspatroon. Weer een reden om de kinderen in je groep goed te kennen. De eerste fase van agressie zet in wanneer de afwijking t.o.v. het normale gedrag zichtbaar wordt. Dit kun je herkennen in:

  • Het kind wil niet meer gaan zitten.
  • Het kind maakt geen oogcontact meer.
  • Het kind wacht niet meer tot de je uitgesproken bent.
  • Het kind antwoordt voordat vragen volledig zijn gesteld.

De escalatiefase:

Dit is de fase die tot onmiddellijke agressie leidt. Het gedrag van het kind is nu sterk afwijkend van zijn  normale gedrag.

  • Sneller en harder beginnen te praten.
  • De vragen of opmerkingen van de leerkracht negeren.
  • De aandacht maar op een aspect van de situatie kunnen richten.
  • Niet meer vatbaar zijn voor rede.

In deze fase moet je zo snel mogelijk ingrijpen. Als de afwijking tussen normaal gedrag en afwijkend gedrag te groot wordt, kun je steeds moeilijker tussenbeide komen. Het kind zal dan elke poging daartoe interpreteren als vijandig. Wat je beter niet kunt doen in deze en de volgende fase:

  • Het kind te lang in de ogen kijken. Dit wordt als uitdagen uitgelegd.
  • De handen in de heupen plaatsen. Dit is in feite ook een gebaar om te imponeren.
  • Je handen of armen opheffen. Ook deze beweging kan juist de agressie uitlokken.

Wees je er voortdurend van bewust dat een kind dat in deze gemoedstoestand is, elke gelegenheid zal aangrijpen om zijn agressie te rechtvaardigen. Beweeg zo weinig mogelijk en blijf kalm en zacht praten. Als je harder gaat praten escaleert de zaak. Zie ook hieronder het stukje “complementair gedrag.” Ga niet recht voor het boze kind staan, want dat is de “confrontatiepositie.” Stel je op in een hoek van 45° en bied het boze kind altijd de mogelijkheid uit de situatie weg te kunnen, tenzij er zwaar wegende redenen zijn waarom dat nu echt niet kan. Als je het gedrag niet hebt kunnen stoppen, kom je in:

De crisisfase:

  • Het kind verliest de controle over zijn agressieve impulsen en fysiek geweld wordt steeds waarschijnlijker.
  • Het kind kan nu echt niet meer helder nadenken. Zijn lichaam is fysiologisch geheel in “fight-modus”

In deze fase heeft argumenteren echt geen zin meer. Waarschijnlijk werpt het alleen olie op het vuur. Bekijk of je het kind weg kunt krijgen uit de klassensituatie. Laat een ander kind eventueel een collega halen. Ga in geen geval alleen aan het kind lopen trekken en sjorren. Een aanklacht wegens mishandeling hangt dan gauw in de lucht. Lukt het niet er iemand bij te halen en schat je de situatie in als ernstig, laat dan je groep weggaan. Het kind blijft achter zonder publiek, eventueel met jou. Heeft je klas jou op dat moment echt nodig, dan blijft het kind alleen achter. Deze beslissingen kun je alleen op het moment zelf nemen. Op dat moment maak je een inschatting. Bekijk wel of er op school afspraken over zijn, of afspraken gemaakt zouden moeten worden. Na de crisis volgt:

De herstelfase:

  • Het kind kalmeert en keert terug naar zijn normale gedragspatroon. Deze fase kan meer dan een uur duren.
  • Als je op dit moment met het kind praat (de adrenalinelevels zijn nog steeds hoog), kan het zijn dat het kind opnieuw uitbarst. Dit gaat sneller dan de eerste keer en dat zie je dit keer dus niet aankomen. Toch is dit vaak de fase waar men met het kind in gesprek gaat. Bij een ernstige uitbarsting kun je dus beter wat langer wachten. Na deze fase volgt de laatste fase:

De post-crisis of depressiefase:

  • Het kind kan weer helder denken en beseft wat er is gebeurd.
  • Het kind is mentaal en fysiek uitgeput.
  • Het kind heeft waarschijnlijk last van wroeging, berouw, schaamte.
  • Het kind is wanhopig. Waarom gebeurt hem dit elke keer.

Uit bovenstaande komt duidelijk naar voren wanneer een gesprek geen zin heeft. Een gesprek moet altijd. Agressie kan en mag niet getolereerd worden. Het is niet alleen schadelijk voor jou en je groep, maar ook voor het agressieve kind, dat hoe dan ook hulp moet hebben om dit probleem aan te kunnen. Het kind kan het niet alleen.

In Handboek Gedrag op school vind je een uitgebreid hoofdstuk over agressie.

  • Tolereer agressie nooit.
  • Van negeren zal het niet verdwijnen, dus optreden is altijd nodig.
  • Blijf zelf rustig, ga niet terug schreeuwen naar het boze kind.
  • Als het kind iemand slaat of schopt kun je uiteraard vaak niets anders doen dan het kind meteen weghalen. Blijf daarbij zo rustig mogelijk.
  • Houd oogcontact.
  • Ga op dit moment niet in discussie. Het kind kan fysiologisch gezien niet luisteren. Als je erg boos bent, maak je teveel adrenaline aan, hierdoor ben je in “fight or flight” conditie. Je lichaam is wel klaar om te vechten of te vluchten maar even niet klaar om te luisteren.
  • Erken wel dat je begrijpt dat de ander boos is, ook als je er helemaal niets van begrijpt.
  • Geef wel aan dat dit gedrag onacceptabel is, maar keur niet het kind af.
  • Probeer het kind mee te nemen uit de situatie. Soms komt het voor dat het kind niet mee wil. Zeker als het een groot en fysiek sterk kind is, zit er niets anders op dan zelf weg te gaan met je groep. Vertel het kind dat jullie nu weggaan en terugkomen als het kind gekalmeerd is. Deze handeling kan op zich al een zeer ontnuchterend effect hebben op het agressieve kind.
  • Voorkom als het enigszins mogelijk is, dat je aan het kind moet gaan lopen sleuren. Zelfs als jij sterk genoeg bent, maakt het de situatie niet echt beter.

www.gedragsproblemenindeklas.nl Agressie school klas kind

Na de agressieve uitbarsting. Hoe nu verder?

    • Als het kind weer afgekoeld is (en jijzelf ook), moet je met het kind gaan praten. Doe dit op een rustige plek, waar niet iedereen mee kan luisteren. Als het kind afgekoeld is, is er grote kans dat het zich schaamt voor de uitbarsting. Een beetje privacy kan dan geen kwaad.
    • Ga geen preek afsteken. Dat werkt zéker niet. Probeer echt in gesprek te gaan.
    • Keur het agressieve gedrag af (en niet het kind). Zoek samen naar alternatieven.
    • Probeer onbevangen te luisteren naar het kind. Zijn er in de ogen van het kind gegronde redenen voor de agressie? Denk bijvoorbeeld aan stiekem treiterende medeleerlingen, een heel slecht cijfer voor een toets, enz.
    • Straf werkt in de regel niet als middel om agressie te doen verdwijnen. Veeleer is het omgekeerde het geval. Soms ontkom je uiteraard niet aan straf geven, maar bedenk dat een hele zware straf niet meer effect heeft dan een redelijke straf.
    • Als je met het kind in gesprek bent, spreek dan ook consequenties af voor als het weer gebeurt. Zo word je heel voorspelbaar. Dat creëert weer veiligheid en houvast.
    • Vraag wat het kind zelf denkt nodig te hebben om nieuwe agressie te voorkomen. Spreek eventueel een teken af samen.
    • Vergeet niet om ook met je klas te praten over het gebeurde. Konden zij helpen de agressie te voorkomen? Kunnen zij volgende keer mee helpen de uitbarsting te voorkomen? Net zoals andere kinderen een kind met rekenproblemen helpen, kunnen zij ook een kind met een gedragsprobleem ondersteunen.

Een hardnekkig probleem: Wat nu?

Voor kinderen die aan het “ene gesprekje” niet genoeg hebben, is aparte begeleiding nodig. Met deze kinderen moet je een programma opstellen, afspraken gaan maken en samen met het kind proberen om het gedrag om te buigen naar acceptabel gedrag. Het is het beste als de eigen leerkracht van het kind samen met het kind gaat proberen om de zaak weer op de rails te krijgen. Externe hulp aan het kind is op dit moment nog niet nodig. Wel kan het handig zijn om samen met een gedragsspecialist te bekijken wat er nu gedaan kan worden. Ook al hebben bovenstaande zaken nog niet tot resultaat geleid, wil dat niet zeggen dat je tijd verspild hebt. De punten hierboven (voorspelbare leerkracht, veilige omgeving, enz.) worden nu de basis om verder te werken. Aan bovenstaande voorwaarden moet dus wel voldaan zijn, anders werkt het vervolg ook niet. Als je nooit hebt leren autorijden kun je de auto er ook niet de schuld van geven als het mis gaat. Dat lag echt niet aan de auto.

Bij reactieve agressie kun je het volgende doen:

  • Bespreek samen of het kind de agressie voelt opkomen of er door overvallen wordt. Vaak voelt een kind namelijk dat hij steeds bozer wordt. In dit moment van stijgende woede is het kind nog voor rede vatbaar. Tijdens de explosie niet meer.
  • Leer het kind anders de signalen bij zichzelf herkennen: warm worden, beven, vuisten ballen, willen schreeuwen.
  • Is het kind in staat weg te lopen uit de situatie vóór deze escaleert?
  • Misschien kun je een gedragsalternatief proberen te vinden dat de woede kanaliseert. Zo heb ik jongere kinderen wel eens kranten laten verscheuren op het moment dat ze heel kwaad werden. Een andere vorm van bewegen is ook prima.
  • Het kind moet bedenken (ook al is dat in het begin achteraf) wat het ook had kunnen doen, in plaats van uit z’n dak gaan.
  • Probeer het kind te leren nadenken als het zich kwader voelt worden. Waarom wordt het boos? Wat gebeurde er? Wat voelde je? Wat kan ik nu doen? Als het kind op zo’n moment deze gedachten kan oproepen, wordt het al minder boos.
  • Leer het kind zelfspraak: hierin zegt het als het ware zachtjes tegen zichzelf wat het moet doen. “Laat ze maar praten.” “Ik tel tot tien.”
  • Oefen in het waarnemen van de omgeving. Wat zie je? Wat hoor je? Is er echt een vijandige bedoeling van de ander?
  • Leer het kind dat het moet zeggen wat hem dwarszit, het liefst verpakt in een goede “ik-boodschap.”

Het zal duidelijk zijn, dat dit niet in één keer zal lukken. Het is zowel voor jou als leerkracht, maar zeker ook voor het kind een lange weg. Dit vergt uithoudingsvermogen en omgaan met teleurstelling en/of terugval. Door steeds weer samen de alternatieven te benoemen voor het explosieve gedrag, leert het kind dat het ook anders kan. Als leerkracht ben je echter geen therapeut. Als je na een tijdje (bijvoorbeeld 3 maanden) geen verbetering bemerkt, is het misschien tijd voor hulp van een externe expert.

Bij proactieve agressie kun je het volgende proberen:

  • Je moet het kind leren dat agressie niet werkt. Praat dus over gevolgen op korten èn lange termijn.
  •  Leer deze kinderen alternatieven. Ze kinderen hebben gebrekkige oplossingsvaardigheden. Probeer ze alternatieven te laten zien voor hun “oplossing.”
  • Gebruik de groep om dit gedrag te signaleren en af te wijzen.
  • Zet het kind in ieder geval niet klassikaal op zijn plek, dat verhardt de standpunten.
  • PAD (Programma Alternatieve Denkstrategieën) besteedt structureel aandacht aan de preventie van proactieve agressie.
  • Speel regelmatig “doe alsof” spellen met je klas. Spelenderwijs kun je dan patronen doorbreken door alternatieven te laten zien.

Bovenstaande vormen van agressie zijn allemaal fysiek en direct. Er is ook een vorm van agressie die zowel direct als indirect is, maar niet fysiek. Dat is de relationele agressie. Deze vorm van agressie komt in directe vorm al voor bij kleuters: “Als ik niet met je autootje mag, speel ik niet meer met je.” Naarmate het kind ouder wordt, kan het behalve deze directe vorm ook zijn toevlucht nemen tot een “subtielere” indirecte vorm. “Je moet niet met hem spelen, hij stinkt.” De agressor probeert de groep te gebruiken om het slachtoffer schade te berokkenen. Zowel jongens als meisjes gebruiken deze vorm van agressie, maar omdat jongens vaker gebruik maken van fysieke agressie, denken we bij de relationele variant vaker aan meisjes.

Proactieve relationele agressie: queenbees in je klas

De queenbee en haar gevolg:

queenbee_gedragsproblemenindeklas_nl

Een vorm van agressie die vaak genegeerd wordt is de relationele agressie. Omdat deze vorm heel moeilijk te herkennen is (Hij leidt immers meestal niet tot fysiek geweld en gebeurt veelal buiten het zicht van de leerkracht) besteed ik hier aandacht aan. Relationele agressie bestaat uit subtiele vormen van intermenselijk gedrag, waarbij het slachtoffer emotionele of psychische schade ondervindt. Denk hierbij aan acties waarbij relaties of vriendschappen schade toegebracht wordt door uitsluiten, zwartmaken, negeren, roddelen, maar ook bedreigen en chanteren. Deze vorm van agressie komt voor bij jongens en bij meisjes, maar de gevolgen lijken bij meisjes vaak ernstiger.

Meisjes gebruiken deze vorm van agressie op jongere leeftijd (vanaf 6 jaar) vaker dan jongens. Uit zeer recent onderzoek (Grietens, 2011) blijkt dat op latere leeftijd jongens evenveel gebruik maken van deze vorm van agressie. Wel gebruiken jongens daarnaast vaker ook nog fysieke en verbale agressie, iets wat bij meisjes nauwelijks voorkomt. Heel uitgebreid wordt het gebruik van relationele agressie door meisjes beschreven in Queen Bees and wannabes (Weisman, R. derde editie uitgave, 2016).

Status

Meisjes vormen clubjes gebaseerd op sociale status. Het stelselmatig uitsluiten van sommige meisjes is een vorm van agressie die lang kan doorwerken. In een groep meisjes is er meestal één die de baas is, de queenbee. Zij is vaak mooi of slim of heeft iets anders dat andere meisjes bewonderen. De anderen willen net zo zijn (wannabes) en volgen daarom de queenbee. Haar wil geschiede, uitgevoerd door anderen uit de groep. De koningin zelf blijft meestal buiten schot. Ze is vaak heel charmant en lief naar de leerkracht toe. De praktijken die de koningin bedrijft, zijn zaken als iemand uitsluiten, kliekvorming, staren, belachelijk maken, roddels de wereld in brengen, seksueel getinte verhalen over het slachtoffer verspreiden, gekke foto’s of bedreigingen op mobiel, Snapchat, Facebook, Instagram, enz. Denk niet dat dit pas speelt in het voortgezet onderwijs.  Je kunt al een queenbee met gevolg in je klas hebben vanaf groep 5. De meeste agressie gebeurt zo subtiel, dat de dames altijd kunnen zeggen dat ze eigenlijk niets deden. “Ik keek alleen maar..” soms zijn de hofdames nog gemener dan de queenbee zelf, soms is er ineens een troonswisseling. Het valt dus niet mee hier zicht op te houden, maar het erkennen dat dit kan spelen en dat dit gedrag valt onder agressie is een eerste stap.

Leestip:

Hoe herken je relationele agressie:

Hoewel dit dus niet meevalt, omdat het stiekem gebeurt, zijn er een aantal signalen waar je als leerkracht alert op kunt zijn.

  • Een kind in je klas is plotseling stil(ler) en meer teruggetrokken.
  • Het haalt ineens slechte cijfers.
  • Het lijkt of iedereen ineens een kind volkomen negeert.
  • Een kind in je klas wil ineens niet meer naar school en/of heeft het niet meer naar zijn zin.
  • Iedereen wordt uitgenodigd voor een verjaarspartijtje, behalve één kind.
  • Een kind wisselt heel veel van vriendschappen; de ene week is het “dikke vrienden” met iemand en de andere week “haat hij dat kind.”
  • Hetzelfde kind blijft telkens over als de kinderen groepjes mogen maken.
  • Een kind in je klas komt meestal vrolijk binnen, maar aan het eind van de dag is het somber.
relationele agressie queenbee gedragsproblemen in de klas

Uiteraard kan bovenstaande opsomming ook op andere problemen duiden, maar het is goed deze signalen hoe dan ook goed te bestuderen en zien te achterhalen wat het onderliggende probleem is.

Wat kun je doen in je klas:

  • Houd een algemeen gesprek in je groep en leg uit hoe het “queenbee and wannabes” mechanisme werkt. Vertel net als bij pestgedrag welke rollen er allemaal zijn. Zo worden meisjes zich bewust van hun rol.
  • Leer de meiden om grenzen te trekken. Bespreek wat “over de grens” is.
  • Zet de groep regelmatig in een andere opstelling. Zorg dat kinderen niet het hele jaar naast dezelfde personen zitten.
  • Ga in gesprek met alle betrokken kinderen. Schrijf op wat ze beweren, dat helpt gewicht geven aan de zaak. Bovendien ontdek je zo sneller uitspraken die met elkaar in tegenspraak zijn, zodat je hen daarmee kunt confronteren.
  • Je kunt ook de dames zelf hun verhaal laten opschrijven om later door te spreken met hen of met de ouders.
  • Schakel de rest van de klas in. Waarschijnlijk heb je al de afspraak dat niemand buitengesloten mag worden en dat ze moeten opkomen voor elkaar. Houd de groep daar aan.
  • Houd er rekening mee dat gemaakte afspraken niet meteen leiden tot verdwijnen van het probleem. Anders dan bij ruzie tussen jongens, slepen dit soort conflicten zich vaak weken of zelfs maanden voort.
  • Je kunt in je klas een vragenlijst laten beantwoorden. Je vraagt dan bijvoorbeeld: wat doen andere kinderen als ze gemeen willen zijn tegen andere kinderen? Zo krijg je enigszins zicht op de in deze klas bekende vormen.
  • Je kunt ook een sociogram maken over dit onderwerp. Je vraagt de kinderen (anoniem) drie namen op te schrijven bij elke vraag. De vragen kunnen dan bijvoorbeeld zijn: “Dit kind sluit anderen uit bij een spelletje.” “Dit kind zegt tegen klasgenoten dat hij niet meer met ze speelt als ze niet doen wat hij zegt.” Alleen als je een zeer ernstig vermoeden hebt dat deze vorm van agressie speelt, zou ik een dergelijk instrument inzetten.
  • Dit soort problemen zijn altijd groepsproblemen. Bijna alle kinderen hebben een rol, net als bij pestgedrag. Bespreken met elkaar dus.
  • Werk met elkaar in kleine vooraf bepaalde stapjes naar een oplossing.
  • Wees alert op terugval. Dit soort gedrag verdwijnt nooit in één keer. Het verdwijnt vaak ook niet volledig.
  • Als preventieve maatregel kun je veel samenwerkingsopdrachten doen, spelletjes tussendoor om de groepssfeer te verbeteren, enz.

Wat kun je beter niet doen:

  • Rechtstreeks ingrijpen. Dat wil zeggen: niet de queenbee ter verantwoording roepen. Dat werkt vrijwel zeker averechts. Het probleem zal zich zo mogelijk nog verder buiten je gezichtsveld voortzetten. Praat met de hele groep.
  • Het probleem geheel negeren. Dit soort agressie moet juist aangepakt worden vanwege de verstrekkende gevolgen voor de slachtoffers.
  • Te vaak te lange gesprekken houden met betrokkenen. Soms werkt dit juist de conflicten in de hand, omdat al die aandacht juist een soort beloning is.

Reactieve relationele agressie:

Deze vorm van agressie lijkt op de proactieve vorm, alleen ontstaat de agressie naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis en uit de emotie die daarvan het gevolg is. Iemand krijgt bijvoorbeeld een duw tijdens het gymmen en zegt vervolgens tegen andere kinderen dat de duwer niet meer mee mag doen.

Agressie op school mag nooit getolereerd worden. Over verbale en fysieke agressie zijn de meeste leerkrachten dat wel eens. De relationele agressie wordt nogal eens afgedaan als “van voorbijgaande aard”, “het hoort er bij” en “die fase gaat weer over.” Dit komt vooral voort uit onbekendheid met deze laatste vorm van agressie. Naast bovengenoemde proactieve maatregelen is het belangrijk dat:

  • De leerkracht let op genoemde signalen.
  • De leraar de ouders laat weten wat er aan de hand is of, als de ouders hem waarschuwden, hun verhaal zeer serieus neemt.
  • Het slachtoffer (zowel jongens als meisjes) begrip krijgt van de leerkracht. Een opmerking als “Daar moet je je niets van aantrekken.” of “Je lokt het zelf ook wèl uit.” zorgt ervoor dat het kind alleen komt te staan.
  • Besef dat kinderen zich vaak schamen of denken dat zij zelf de oorzaak zijn van de agressie.
  • De leerkracht snapt wat voor verstrekkende gevolgen deze vorm van agressie kan hebben, vergelijkbaar met de gevolgen die optreden bij gepest worden. Lang na de basisschool kunnen de gevolgen nog merkbaar zijn; faalangst, depressie, slaapproblemen, bedplassen, nachtmerries, automutilatie, tot zelfmoord als uiterste.

Tot slot: Verschillende vormen van agressie kunnen naast elkaar en door elkaar voorkomen. De scheidslijn is minder strikt dan de tekst misschien doet vermoeden. Ook slachtoffers vertonen soms een vorm van agressie. Dat neemt niet weg dat de zorg van elke leerkracht moet zijn al deze vormen zoveel mogelijk serieus te nemen en altijd samen met zijn groep aan te pakken. Wil je meer lezen over hoe je agressie kunt voorkomen en aanpakken in je klas? Lees dan mijn boeken. Daarin vind je uitgebreide informatie over alle vormen van agressie. Klik op het gewenste boek: Je kunt het morgen al in huis hebben via bol.com

In Gedragsproblemen in de klas in het basisonderwijs en Gedragsproblemen in de klas in het voortgezet onderwijs vind je een uitgebreid hoofdstuk over agressie. Boek bestellen? Klik op de afbeeldingen onder aan de pagina.

Literatuur:

Meer boeken over gedragdidactiek en schoolontwikkeling

Alle literatuur van deze site zien? Klik op literatuur.

Zoek je mooie onderwijsboeken van Anton Horeweg? Klik op onderwijsboeken

Kaldenbach, H. (2010). Korte lontjes. 99 tips voor omgaan met jongeren in de klas. Amsterdam: Promotheus.

Louwe, J. en Overveld, K. van, (2008). Een pad naar minder agressie. De effectiviteit van het PAD voor jongens met ernstige gedragsproblemen in verschillende typen Nederlands primair onderwijs. Utrecht: Agiel.

Ploeg, J.D. van der, (2014). Agressie bij kinderen. Deventer: Bohn Stafleu van Loghum.

Michiels, D. ; Kuppens, S. en Grietens, H. (2010). Jij mag niet meedoen. Agressie tussen kinderen anders bekeken. Tielt: Lannoo.

Bestel mijn boeken

Bereik Anton Horeweg
Executieve functies

Uitvoerende regelfuncties of executieve functies: hoe beïnvloeden ze gedrag en leren? Lees meer.