McDD

Deze pagina is bijgewerkt op 27-07-2023

Multi complex Development Disorder (Meervoudig complexe Ontwikkelings Stoornis) is een ontwikkelingsstoornis die het midden houdt tussen autisme en angststoornis. Kinderen die aan deze stoornis lijden, hebben van beide stoornissen kenmerken. Voorop staat echter niet het moeizame contact, maar de problemen met emoties en gedachten (Van der Gaag, 2009). McDD wordt vaak al voor het zesde jaar vastgesteld. Kinderen met deze stoornis hebben moeite met de regulatie van emoties, gedachten en (sociaal) gedrag. Een beetje woede wordt al gauw razernij. Waarschijnlijk ontstaat de stoornis door een verstoorde informatieverwerking en krijgt het kind teveel prikkels binnen waardoor het overbelast raakt. Mogelijk speelt ook erfelijkheid een rol. De stoornis is niet opgenomen in de DSM 5. Men is het er niet over eens of deze stoornis bij autisme spectrum syndroom moet worden ingedeeld of bij angststoornissen. Doordat McDD nog niet lang wordt vastgesteld, heeft men nog geen zicht op het voorkomen ervan.

Handboek Gedrag in de klas (Horeweg, 2021).

Kenmerken:

Stoornissen in het reguleren van de emoties:

  • Een in het oog lopend kenmerk is dat een beetje woede al gauw razernij kan worden. Dit geldt ook voor een beetje bang zijn; dat wordt al gauw echte paniek. Kinderen raken overspoeld door hun gevoelens en voor anderen lijken hun reacties buiten proporties.
  • Kinderen met McDD kunnen veel last hebben van intense spanningen en voortdurend bang zijn.
  •  Ze hebben soms angst voor ongebruikelijke situaties of voorwerpen. Dit kan zodanig erg zijn dat je kunt spreken van een fobie.
  • Deze kinderen kunnen last hebben van paniekaanvallen of ‘overspoeld worden door primitieve angsten’
  • Op sommige momenten of  zelfs voor langere periodes kan er sprake zijn van gedragsmatige terugval met driftbuien of primitieve woedeaanvallen.
  • Deze kinderen vertonen soms stemmingswisselingen zonder duidelijk zichtbare oorzaak.
  • Ze hebben ook een lage frustratie tolerantie: ze zijn vaak snel geprikkeld, snel boos.

Stoornissen in de gevoeligheid voor sociale signalen en stoornissen in het sociale gedrag:

  • Kinderen met McDD vertonen soms sociale desinteresse en vermijden sociale contacten.
  • Soms zoeken ze wel contact, maar hebben moeite de sociale verhoudingen te doorzien.
  • Vreemd genoeg kunnen deze kinderen ook op een grenzeloze manier contact zoeken. Dit ondanks het feit dat ze wel sociale vaardigheden hebben aangeleerd.
  • Deze kinderen hebben vaak geen diepgaande, langere relaties met leeftijdgenoten.
  • Met de ouders en andere volwassenen hebben ze vaak een soort haat-liefde relatie, die het ene moment redelijk goed lijkt en het volgende moment zeer slecht.
  • Kinderen met McDD kunnen zich moeilijk verplaatsen in de gedachten en gevoelens van anderen. Zij hebben een zeer gebrekkige TOM (Theory Of Mind) en een gebrekkig empathisch vermogen.

Stoornissen van het denken:

  • Deze kinderen hebben moeite met het scheiden van fantasie en realiteit. Ze kunnen geheel opgaan in hun fantasieën. Als ze in een fantasie zitten, zijn ze daar soms moeilijk uit te krijgen. Ze vertonen soms kenmerken van megalomanie (grootheidswaanzin) en paranoia (extreme achterdocht).
  • Ze raken makkelijk verward en hebben dan moeite met het begrijpen van wat er om hen heen gebeurt.
  • Deze kinderen zijn vaak (extreem) angstig. De angst kan makkelijk doorschieten naar paniek.
  • MCDD is het ene moment niets durven vanwege angst en het andere moment te ver over de grens gaan vanwege overprikkeling.
  • Ze kunnen geloven in fantasiefiguren of denkbeeldige vriendjes.
  • Soms hebben ze een onlogische gedachtegang of plotselinge, onnavolgbare gedachtesprongen waardoor anderen vinden dat ze van de hak op de tak springen.
  • In de puberteit bestaat het gevaar van een psychose.

Andere problemen:

  • Vaak hebben deze kinderen een gebrekkige, houterige motoriek. Dit geldt voor zowel de fijne motoriek als de grove. Ze hebben moeite met netjes schrijven of goed tekenen, maar ook met rennen.
  • Doordat ze prikkels niet goed selecteren/verwerken hebben ze soms moeite hun aandacht bij de les te houden. De Centrale coherentie theorie en de executieve functie theorie gelden ook voor kinderen met McDD.
  • Deze kinderen hebben moeite om hun plannen bij te stellen als iemand anders dat nodig vindt. Met je feedback doen ze niet veel.
  • Ze kunnen zichzelf moeilijk begrenzen en schieten soms door in fantasie, gevoel en in hun denken.
  • Deze kinderen kunnen wat trager reageren dan andere kinderen. Net als kinderen met autisme hebben ze puzzeltijd nodig.
  • Opvallend is verder dat het moeilijk in is te schatten wat ze wel en niet kunnen. Ze kunnen iets de ene keer wel en de andere keer niet.
  • Een disharmonisch intelligentie profiel komt vaak voor.

Wat merk je in de klas:

  • In een één op één situatie kunnen deze kinderen vaak redelijk functioneren, maar in een groep gaat het vaker mis en kunnen ze zonder voor ons zichtbare redenen een uitbarsting krijgen.
  • Voor deze kinderen is de klas niet vanzelfsprekend een veilige plek.
  • Het kan zijn dat deze kinderen liever alleen spelen, maar ze hebben ook wel gewoon vriendjes. Ze zoeken vaak een vriendje waar ze zich veilig bij voelen.
  • Als de situatie in de klas te druk en onoverzichtelijk is, hebben deze kinderen daar last van. Zij kunnen prikkels namelijk moeilijk selecteren.
  • Houd er rekening mee dat ook emoties (bijvoorbeeld jouw boosheid) ook prikkels zijn.
  • Als er onverwachte dingen gebeuren kunnen zij daar niet goed mee omgaan.
  • Ze kunnen letterlijk een paar weken van slag zijn als er spannende gebeurtenissen staan te gebeuren of net voorbij zijn. Denk aan daarbij aan schoolreis, sint en kerst.
  • Deze kinderen hebben moeite met hun emoties en ook met het onderkennen ervan.
  • Ze hebben vaak weinig zelfvertrouwen door alle “mislukkingen” waar ze tegen aan lopen, maar tegelijkertijd komt zelfoverschatting nogal eens voor.
  • Deze kinderen leren moeilijker van hun fouten dan anderen.
  • Velen vertonen gedrag dat te jong lijkt voor hun leeftijd.
  • Er is vaak sprake van desorganisatie: ze vertellen en spelen associatief. Voor een buitenstaander hebben ze een  moeilijk te volgen manier van spelen of vertellen.
  • Ze kunnen hun eigen prestaties en hun eigen vermogens slecht inschatten.
  • Ze overzien de gevolgen van hun eigen handelen absoluut niet, maar je moet hun gedrag wel corrigeren.

Wat kun je doen in de klas:

  • Kijk “achter” het gedrag. Er is verschil tussen wat het kind kan en aankan.
  • Er is vaak verschil tussen het gedrag dat je ziet (bijvoorbeeld boosheid en schelden) en de emotie (angst).Houd daar rekening mee als je het gedrag beoordeelt.
  • Zorg voor een zichtbare dagplanning en zoveel mogelijk routine. Maak de dag voorspelbaar. Dat geeft veiligheid.
  • Zorg dat je heel erg consequent bent in je handelen. Dat geeft veiligheid.
  • Leg aan de klas uit wat McDD is. Uiteraard wel na overleg met ouders en kind. Dit kan alleen als je klas een veilig klassenklimaat heeft.
  • Hoe rustiger de omgeving hoe beter deze kinderen kunnen functioneren. Zorg voor niet teveel herrie, daar raken ze vaak snel van overprikkeld.
  • Neem de angstige gedachten van het kind serieus. Voor het kind zijn de angsten echt.
  • Als je met het kind praat over zijn angsten en het sleept er van alles bij, probeer het kind dan alleen gerust te stellen.
  • Ga niet mee in de angsten van het kind, anders kan het er door geobsedeerd raken.
  • Als het kind begint over angsten waar het gisteren ook al over vertelde, zeg dan geen dingen als “dat zei je gisteren ook al.”
  • Gebruik geen figuurlijk taalgebruik, behalve als je uitlegt dat je opmerkingen niet echt bedoeld zijn. Net als kinderen met andere vormen van autisme, snappen deze kinderen figuurlijk taalgebruik niet.
  • Geef visuele ondersteuning bij opdrachten.
  • Grapjes worden door deze kinderen evenmin altijd begrepen. Vertel erbij dat het een grapje is.
  • Kinderen met McDD hebben last van “buien.” Accepteer echter niet elke uitingsvorm van hun boosheid. Ga later in gesprek over wat wel en niet acceptabel is.
  • Probeer zelf kalm te blijven als het kind een uitbarsting heeft. Dan gaat de bui sneller over.
  • Zorg voor een time out plek waar het kind heen kan als er teveel prikkels op hem afkomen. Spreek af wanneer het daar heen mag en hoe en wanneer het terugkomt.
  • Kinderen met McDD zijn weinig flexibel. Hoe je daarmee om kunt gaan lees je uitgebreid op de pagina autisme spectrum stoornis.
  • Ook wat betreft duidelijkheid in ruimte, tijd en activiteiten kun je aanhouden wat op die pagina staat.
  • Let op situaties met veel prikkels: de pauze, de gymles, de tijd vlak voor en na schooltijd. Hier kunnen door overprikkeling snel problemen ontstaan.
  • Geef het kind een plek in de klas met overzicht. Zorg dat het bij een rustig groepje zit.
  • Accepteer dat het kind extremer is in stemmingen.
  • Wees alert op pestgedrag. Andere kinderen zullen het kind vaak raar vinden. Pesten ligt dan al gauw op de loer.
  • Als een kind met McDD vertrouwen heeft in je, kun je het best zorgen dat je in het zicht van het kind blijft als dat mogelijk is.

Uitbarsting:

  • Als het kind een uitbarsting heeft, probeer dan rustig grenzen te stellen aan het gedrag.
  • Praat weinig, geef korte duidelijke boodschappen aan het kind.
  • Na de uitbarsting zal het kind in de regel veel last hebben van schaamte. Realiseer je dat goed. Het kind heeft de uitbarstingen niet in de hand!

Leren:

  • Geef één opdracht tegelijk. Werk volgens het geef me de vijf® (wie, wat ,wanneer, waar, hoe) concept.
  • Herhaal veel. Het duurt langer dan bij andere kinderen voor leerstof beklijft.
  • Kinderen met deze stoornis hebben een minder goed werkend werkgeheugen: informatie opslaan en weer terugvinden verloopt moeizamer.
  • Maak je uitleg voor deze kinderen zoveel mogelijk visueel.

Puberteit:

  • In de puberteit is er gevaar voor psychose.
  • Hoewel er voor gameverslaving nog geen wetenschappelijk bewijs is, zijn er in de praktijk wel aanwijzingen voor. Iets om rekening met te houden als schoolprestaties afnemen.

Literatuur:

Meer boeken over gedragdidactiek en schoolontwikkeling

Alle literatuur van deze site zien? Klik op literatuur.

Van der Gaag, R.J. (2009). Multiple complex Developmental Disorder. Amsterdam: Benecke

Bestel mijn boeken

Bereik Anton Horeweg
Executieve functies

Uitvoerende regelfuncties of executieve functies: hoe beïnvloeden ze gedrag en leren? Lees meer.