Rouw bij kinderen en jongeren

Herzien en uitgebreid 25-07-2023

Natuurlijk is rouw geen stoornis en ook geen gedragsprobleem. Toch is het goed als leerkrachten (in een traumasensitieve school) iets van rouw weten. Ook kinderen krijgen immers met verlies van dierbaren te maken. Rouw kan leiden tot gedrag dat we gewoonlijk  ‘probleemgedrag’ noemen, maar in feite gedrag is dat met rouw te maken heeft. Dit wordt dan niet als zodanig herkend. Ongeveer vijf procent van alle jeugdigen verliest een ouder: in Nederland zo’n 6400 kinderen per jaar (Spuij, 2017). Jaarlijks verliezen tweeduizend kinderen een broertje of zusje. En dan zijn er natuurlijk nog heel veel kinderen waarvan een grootouder, ander familielid, leraar of zeer dierbaar huisdier doodgaat (Spuij, 2017). De meeste kinderen verwerken het verlies als er een omgeving die er voor hen is. Een omgeving die hen helpt de zogenaamde ‘rouwtaken’ te volbrengen die bovenop hun normale ‘ontwikkelingstaken’ komen.

Ik ben geen rouwdeskundige, daarom vind je onderaan deze pagina een aantal links naar zeer kundige mensen die dat wel zijn. Met deze basisinformatie kom je echter al een heel eind. Op deze pagina vind je twee boeken van Riet Fiddelaers-Jasper, rouwdeskundige. Veel van de informatie komt uit haar geweldige boeken.

Rouw en hechting:

Het verlies van een dierbare kan er soms toe leiden dat een kind er niet meer op vertrouwt dat anderen hem niet in de steek laten. Een kind dat veilig gehecht was, wordt dan onveilig gehecht (Fiddelaers-Jaspers, 2020, p.72). Kinderen die veilig gehecht zijn rouwen ‘makkelijker’ dan onveilig gehechte kinderen. Een vermijdend gehecht kind zal niet gauw iemand toelaten om getroost te worden. Andere onveilig gehechte kinderen zoeken troost bij iedereen en zullen eerder claimen, wat averechts werkt.

Als een (groot)ouder overlijdt

Kinderen hechten zich aan hun verzorgers. Dat is een biologische noodzaak. Als het kind een verzorger of een van de grootouders verliest (iets wat bijna onvermijdelijk is), zal het kind verdriet hebben. Op school vergeten we soms, dat een grootouder bij sommige kinderen vrijwel net zo ‘dichtbij’ staat als de ouders. Het is een overspoelende ervaring die leidt tot gevoelens van onveiligheid (Fiddelaers-Jaspers, 2020). Het kind moet zich leren aanpassen aan een totaal nieuwe situatie. Het kan zijn dat het vertrouwen in volwassenen een deuk krijgt. Jongere kinderen denken dat volwassenen alles kunnen, dus ook de overledene weer levend maken. Het kind ontdekt op dat moment de waarheid. Het kind kan ook boos zijn omdat de overledene hem in de steek heeft gelaten.

Kinderen denken soms dat iemand dood is gegaan om wat zij dachten. ‘Ik heb gedacht dat oma beter dood kon gaan toen ik boos was en nu is ze overleden. Het komt door mij.’ Dit is een vorm van magisch denken die heel gewoon is. Leg het kind uit dat dit niet klopt.

Een volwassene kan rouwen in zijn eentje. Kinderen hebben de steun nodig van volwassenen om hen heen. Op school kan dat de leerkracht zijn. Jongens hebben over het algemeen hun verdriet weg te drukken: tranen zijn niet ‘stoer.’ Ze trekken zich dan meer terug dan meisjes (Van Lent, 2020).

Als een klasgenootje overlijdt:

Hoe kinderen reageren op het overlijden van een klasgenoot is deels afhankelijk van de band die zij met dat kind hadden en hun eigen manier van rouwen. Sommige kinderen kunnen nog jaren aan hun overleden klasgenootje denken, anderen lijken hem of haar snel vergeten.

Dubbel verlies:

Als een van de ouders overlijdt, betekent dit soms een verhuizing naar een ander (vaak goedkoper) huis. Het kan ook zo zijn dat de overgebleven partner weer een nieuwe partner krijgt en dat er op dat moment verhuisd wordt. Het kind verliest dan een ouder, maar ook de school, klasgenootjes, vriendjes en de vertrouwde omgeving.

Nieuwe inzichten over rouw:

Veelal wordt er vanuit gegaan dat rouw plaatsvindt volgens het model van Kübler-Ross. De daarin genoemde stadia zijn niet wetenschappelijk bewezen(Fiddelaers-Jaspers, 2020, p. 43). Hoewel de symptomen wel herkend worden (ontkenning, boosheid, onderhandelen, depressie/verdriet, berusting), rouwt iedereen op persoonlijke wijze. De verschijnselen komen ook niet altijd ‘in volgorde’ voor. Rouw gaat in feite ook niet over en je verwerkt het verlies ook niet: het krijgt een plekje, waardoor het hanteerbaar wordt.

Wat zie je in de klas:

Kinderen kunnen niet constant rouwen. Zij rouwen in stukjes, omdat het anders niet te behappen is. Je zult het kind dus soms gewoon vrolijk zien spelen. Zelfs als de verzorger net overleden is. Dat wil niet zeggen dat je te maken hebt met een ‘harteloos’ kind. Het is een normale reactie. Kinderen kunnen de omvang van het verlies vaak nog niet bevatten. Soms komt dat pas jaren later, als ze in de puberteit zijn of al volwassen zijn (Fiddelaers-Jaspers, 2020).

Kinderen die een ouder verliezen kunnen een scala aan reacties naast en door elkaar laten zien. Al dat gedrag is ‘normaal’ gedrag: verdriet, boosheid, onverschilligheid, schuldgevoelens,

De schoolresultaten kunnen omlaag gaan. Het kind kan zich bijvoorbeeld niet zo goed concentreren, omdat het aan de gebeurtenis moet denken.

Het gedrag van het kind kan veranderen. Het is misschien minder gemotiveerd of onzekerder of het vertoont boos en opstandig gedrag. Ook zie je soms angstig gedrag, slaapproblemen (thuis), opstandig gedrag, scheidingsangst, teruggetrokken gedrag en lichamelijke reacties (buikpijn, hoofdpijn, hyperventilatie). Dit kunnen normale symptomen van verdriet en rouw zijn (Fiddelaers-Jaspers, 2020, p. 54).

Als kinderen door de gebeurtenis lastig gedrag gaan vertonen, kan dit goed pas na een tijd beginnen of lang na de gebeurtenis nog aanwezig zijn. Het gevaar is dan dat dit niet als symptoom van rouw herkend wordt. Het lastige gedrag hoef je uiteraard niet te accepteren, maar een rustig gesprek (‘Ik maak me zorgen’) werkt beter dan strafwerk.

Een overlijden kan de ontwikkeling doen stilstaan (en zelfs terugzetten naar een voorgaande ontwikkelingsfase) of versnellen. Een kind van zes kan weer gaan duimen of bedplassen, maar een kind kan ook zorgtaken op zich nemen die niet bij de leeftijd horen.

Sommige kinderen gaan veel vragen stellen om alles te begrijpen. Die vragen zijn soms niet te beantwoorden (‘Waar is mama nu?’) en soms in de ogen van volwassenen cru (‘Hoe lang duurt het voor opa opgestookt is?’)

Het kan zijn dat kinderen die hun gevoelens laten zien door de klas ‘zielig’ worden gevonden. Zeker als het overlijden langer terug is. soms ontaardt dit zelfs in pesten. Wees er alert op. Beide zaken zijn het laatste wat het rouwende kind nodig heeft.

Beleving per leeftijdsfase:

Kleuters 4 tot 6 jaar: Kleuters weten nog niet wat dood inhoudt. Voor hen is het een soort slaap. Ze begrijpen nog niet goed dat iemand die dood is, niet meer terugkomt. Ze weten zich nog niet goed raad met het verdriet, de boosheid of de angst die ze voelen. Hun emoties kunnen snel omslaan. Het ene moment huilen ze en het andere moment hebben ze plezier. NJI (Rouw bij kinderen en jongeren, 2023). e uiten hun gevoelens vaak via een omweg, bijvoorbeeld in driftbuien of in wat ze spelen. Of ze plassen ineens weer in bed. Je kunt echter al bij de kleuters praten over de dood en het verlies van een dierbaar persoon (of dier). Bijna iedereen kent wel Kikker en het vogeltje van Max Veldhuis. Voor meer literatuur zie onderaan de pagina.

Basisschoolleerlingen 6 tot 9 jaar: Op deze leeftijd beginnen kinderen te begrijpen dat ‘dood’ onomkeerbaar is. Soms worden ze daar angstig van. Vanaf een jaar of 7, 8 gaan kinderen van magisch naar concreet denken. Ze willen precies weten hoe alles in elkaar zit (‘Hoe heet wordt de oven? Hoe diep is een graf?’) weten dat iemand die dood is niet meer terugkomt. Maar ze begrijpen nog niet goed hoe en waarom iemand doodgaat. Daardoor kunnen ze bang zijn dat hun ouder ook doodgaat, bijvoorbeeld als die ziek is.

Oudere kinderen 9 tot 12 jaar: Kinderen van deze leeftijd weten dat alle planten, dieren en mensen een keer dood gaan. Ze tonen veel belangstelling voor de griezelige kant van de dood(Fiddelaers-Jaspers, 2020). Ze laten minder merken dat ze troost nodig hebben, want dat is niet stoer en het maakt je anders dan de andere kinderen, maar ze hebben die troost van een volwassene zeker nodig. Basisschoolleerlingen vanaf 9 jaar weten kinderen ook waardoor iemand kan doodgaan. Meestal kunnen ze nog niet goed vertellen hoe ze zich over de dood van hun ouder voelen. Dat ze er mee bezig zijn kun je wel merken aan veranderingen in hun gedrag en hun spel en aan slaapproblemen.

Jongeren vanaf 12 jaar weten dat iedereen doodgaat en hoe dat komt. Bij het overlijden van hun ouder vragen ze zich vooral af waarom dat gebeurt. Dat zoeken naar betekenis kan heftige gevoelens van wanhoop en zinloosheid oproepen. Maar dat willen ze vaak niet aan anderen laten zien. En vooral niet aan jou als ouder, omdat ze weten dat jij ook verdriet hebt en je niet nog verdrietiger willen maken.

Wat kun je doen in de klas

Geef in ieder geval ruimte aan het rouwende kind om te kunnen praten als het wil. Ook het maken van tekeningen of het verwerken in spel kan helpen.

Verberg je eigen emoties niet. Je moet natuurlijk niet compleet instorten, maar jouw tranen mogen er net zo goed zijn. Als het kind merkt dat de gevoelens er mogen zijn zal het die eerder durven laten zien.

Als het kind met je praat, vertel dan dat alle gevoelens er mogen zijn (dus ook het schuldig voelen). Leg uit dat dit normale reacties zijn, die iedereen kan hebben. Kinderen voelen zich soms gek, omdat ze zich zo voelen.

Besef dat het overlijden van een grootouder soms net zo heftig kan zijn als het verlies van een ouder.

Als de school op de hoogte is van overlijdensdatums van een (groot) ouder of klasgenootje, noteer die dan in de gezamenlijke agenda’s. Sommige kinderen denken er ook in volgende jaren nog aan! (Fiddelaers-Jaspers, 2020, p. 285). Dit geldt uiteraard ook voor de rest van het gezin.

Het eerste jaar na overlijden doet het kind alles voor het eerst zonder de weggevallen ouder. Het kerstfeest, Het Suikerfeest, de musical of het rapport, enz. Houd in de gaten of het kind het nu extra zwaar heeft.

Let op triggers. Dat zijn zaken die aan het overlijden of aan de persoon of de manier waarop deze overleden is herinneren.

Als een klasgenoot overlijdt, wordt vaak een herdenkplek gemaakt. Doe dit samen met je klas. Bespreek op een bepaald moment ook samen of het plekje van ‘in het zicht’ naar iets meer beschut kan, omdat sommige kinderen niet heel de tijd aan de gebeurtenis willen denken.

Soms willen kinderen een herdenkingsboek maken met leuke herinneringen of afscheidsbrieven en -tekeningen.

Steun geven zit vaak in kleine dingen, zoals een knipoog, een schouderklopje of een belangstellende vraag.

Blijf in stilte aanwezig. Praat niet alles vol met ‘adviezen.’

Praat met de kinderen over wat normaal is na verlies en wat niet. Meer informatie hierover vind je in de boeken Jong Verlies en Een rugzak vol verdriet.

Vraag ook in een later stadium nog hoe het gaat.

Het klinkt misschien tegenstrijdig, maar ‘gewoon lesgeven’ kan en moet gewoon doorgaan. Juist het feit dat de rekenles doorgaat, zorgt voor veiligheid en geeft houvast.

Wat je niet moet doen:

Uitspraken die je hieronder leest, helpen niet. Ze werken vooral contraproductief, hoe goed bedoeld ook.

  • Je moet hem/haar loslaten
  • Ik weet precies hoe je je voelt
  • Je komt er wel overheen
  • Je moet sterk zijn
  • Het is nu al … maanden/ een jaar geleden. Je moet verder.
  • Het is beter zo
  • Doen alsof het niet erg is

Websites

Boeken over rouw en trauma of andere onderwijsboeken? Klik op de link.

www.In-de-wolken.nl Veel informatie over rouw.

www.achterderegenboog.nl Voor informatie, hulp en advies over rouw bij kinderen.

www.dood-gewoon.nl Voor jongeren (12-18 jaar) die lotgenotencontact of informatie willen.

www.landvanrouw.nl Opleiding, inspiratie, begeleiding en informatie over rouw.

www.NJI.nl Rouw bij jonge kinderen.

Literatuur

Meer boeken over gedragdidactiek en schoolontwikkeling

Alle literatuur van deze site zien? Klik op literatuur.

Fiddelaers-Jaspers, R.(2011). De rouwende school. Handboek voor primair en voortgezet onderwijs en mbo. Heeze: In de Wolken.

Fiddelaers-Jaspers, R.(2020). Jong verlies. Rouwende kinderen serieus nemen. Utrecht: Ten Have.

Van Lent, W. (2020). Mannen hebben minder taal voor rouw. Interview. Happinez, nr. 3, jrg. 2020, p 107-117.

Roosmalen, T. ; Fiddelaers- Jaspers, R. & Lavell, M. (2020). Een pleister tegen tranen. Ondersteuning van kinderen en jongeren met een ernstig ziek ouder. Heeze: In-de-Wolken.

Spuij, M. (2017). Rouw bij kinderen en jongere. Over het begeleiden van verliesverwerking. Amsterdam: Nieuwezijds.

Bestel mijn boeken

Bereik Anton Horeweg
Executieve functies

Uitvoerende regelfuncties of executieve functies: hoe beïnvloeden ze gedrag en leren? Lees meer.