Dissociatieve identiteitsstoornis (en andere vormen van dissociatie)

Deze pagina is bijgewerkt op 27-07-2023

Een onbekend probleem: dissociatie

Dissociatie is een verdedigingsmechanisme dat optreedt bij ernstige traumatisering. Het brein probeert op deze manier met de verschrikkelijke, niet te verdragen gebeurtenissen om te gaan en verder te leven. Dissociatie komt ook voor bij autisme, ADHD, angststoornissen en borderline (Caleidoscoop, 2022). Tijdens dissociatie zijn gevoelens, gedrag en denken losgekoppeld van elkaar.

DIS dissociëren www.gedragsproblemenindeklas.nl/DIS

Dissociatie creëert verschillende ‘delen’ in het kind, met een eigen geheugen, eigen gevoelens of een eigen leeftijd. De ‘staat’ die nodig is op een bepaald moment voert de boventoon. Dissociatie is normaal gedrag in/door abnormale omstandigheden!

Dissociatie komt voor in verschillende vormen. Er is een continuüm van ernst (daarover later meer). Dit beschermingsmechanisme van de geest komt veel vaker voor dan gedacht (Porges, 2021).

Dissociatie kan ontstaan door chronisch seksueel misbruik, kindermishandeling, emotionele verwaarlozing (van ’t Hart, 2006; de Soir, 2021), heftige medische ingrepen op jonge leeftijd of langdurig ernstig gepest worden. Het komt ook voor bij kinderen in pleeggezinnen of residentiële voorzieningen (tehuizen) en bij geadopteerde kinderen. Geadopteerde kinderen kunnen in het land van herkomst medische trauma’s hebben opgelopen doordat ze pijnlijke medische behandelingen hebben ondergaan, soms zonder hechtingsfiguur om hen te troosten en nabijheid te bieden (Struik, 2013).

Waarom dissocieert een kind?

Kinderen kunnen meestal niet vluchten of vechten tegen de misbruikers. Ze zijn gedwongen mee te werken, waardoor hun brein een uitweg zoekt om de niet te verdragen gebeurtenissen tóch verdraagbaar te maken. Met name bij kinderen die voor hun achtste jaar misbruikt worden, komt dissociatie veel voor. Dissociatie zorgt ervoor dat je het misbruik kunt verdragen, omdat je emoties en lichamelijke sensaties (pijn) niet meer te voelen zijn.

Dissociatie in gradaties.

Een kind kan geheel of gedeeltelijk dissociëren. Kinderen die misbruikt worden, beschrijven soms dat ze zichzelf van een afstandje zagen, of dat het leek alsof ze zichzelf in een film zagen.

Hoe verschrikkelijker de gebeurtenissen, hoe meer kans op volledige splitsing. Thierry (2021) legt dit uit met het ‘Daisy-model.’ Het midden van de bloem is het ‘normale’ gedeelte, de blaadjes zijn de emotionele, afgesplitste delen. De stippellijnen, geven gedeeltelijke dissociatie aan, de dikkere lijnen geven aan dat de scheiding toeneemt en zorgt voor ‘niet weten’ van bepaalde gebeurtenissen en ‘niet weten’ van de andere delen.

DIS

De Thierry, 2021

Dagelijkslevendeel en verdedigingsdeel

Een kind kan dus zodanig dissociëren dat het geen herinnering heeft aan de meegemaakte gebeurtenis(sen). Dit gebeurt als het kind lange tijd gedwongen is te overleven door dissociatie en ook ‘gewoon’ moet deelnemen aan het dagelijks leven, zoals naar school gaan. Tijdens dissociatie reageert het overlevingsdeel. In het gewone leven reageert het dagelijkslevendeel. De geest van het kind splitst zich als het ware in delen. Bij ernstige dissociatie weten die delen niet van elkaars bestaan.

Er is dan sprake van een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS).

Er zijn drie dissociatieve stoornissen:

  • Derealisatie- en depersonalisatiestoornis,
  • Dissociatief geheugenverlies (dissociatieve amnesie)
  • Dissociatieve identiteitsstoornis (DIS).

Derealisatie: de wereld en de mensen om je heen voelen vreemd en ‘niet echt’ aan. Het lijkt of je in een film leeft.

Depersonalisatie: het voelt alsof je lichaam, gevoelens, gedachten en herinneringen niet van jouzelf zijn.

Dissociatief geheugenverlies: je kunt bepaalde dingen niet terughalen, vooral niet dingen die over jezelf gaan. Dit is een verdedigingsmechanisme. Een dissociatieve periode kan minuten duren, maar ook (in ernstige gevallen) je hele leven. Dissociatieve amnesie komt waarschijnlijk het meeste voor, maar er bestaat nauwelijks onderzoek over (Bron: Hulpgids). Hoewel het kind zich bepaalde gebeurtenissen niet kan herinneren, kunnen ze wel het huidige gedrag beïnvloeden.

Bij sommige kinderen en jongeren is dissociatie een maladaptief mechanisme geworden. Als de spanning om wat voor reden dan ook oploopt, dissociëren ze. Dat kan dus zijn bij een toets, een ruzie of een leerkracht die zijn stem verheft, enzovoort. Ze hebben niet geleerd op een andere manier met spanning om te gaan.

DIS: Dissociatieve Identiteitsstoornis

DIS ontstaat onder andere als gevolg van vroegkinderlijk trauma (Reinders & Veldman, 2021). Als een kind DIS heeft, lijkt het of er meerdere persoonlijkheden zijn. Die persoonlijkheden hebben een eigen waarneming, denken op hun eigen manier over de omgeving en zichzelf.

Soms hebben de persoonlijkheden zelfs een eigen naam of een andere manier van praten. Ook kan het karakter verschillen. De ene persoonlijkheid kan zachtaardig zijn of verlegen, de andere meer extravert. DIS komt voor bij 0,01% tot 1% van de mensen (Bron: ISST-D). Dissociatie komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens (Bron: Kinderneurologie.eu). Een dissociatieve stoornis leidt tot ernstige hechtingsproblemen. Als een kind dissocieert dan zoekt het geen steun of hulp bij het reguleren van stress of gevaar maar trekt zich terug uit contact (Struik, 2013).

Verkeerd beeld

Helaas voor kinderen en volwassenen met DIS, heeft de wereld een totaal verkeerd beeld van DIS. Men denkt aan de Hollywood-versie: Een soort Jekyll and Hyde of een krankzinnige seriemoordenaar met meerdere persoonlijkheden. Zo is het dus niet.

Vaak zijn de veranderende gedragingen die bij wisseling van de identiteiten hoort, heel subtiel en voor buitenstaanders nauwelijks op te merken.  Je ziet dus meestal niet aan de buitenkant of iemand DIS heeft. In het dagelijkse leven kunnen zij normaal functioneren. Dat is ook de ‘bedoeling’ van DIS: dat kinderen door kunnen gaan met ‘normaal’ leven.

“De diagnose mag er van een deel van de samenleving eigenlijk niet zijn. Op misbruik zit een enorm taboe, op de gevolgen daarvan ook.”

Geheugenproblemen

Bij de enorme stress die hoort bij een traumatische gebeurtenis, werkt het geheugen niet goed meer. De hippocampus, die een rol speelt bij de opslag van herinneringen en ze ‘in de tijd’ plaatst, werkt op dat moment minder goed. De beelden, gedachten, geluiden en gevoelens worden als onverwerkte fragmenten opgeslagen, zonder taal. Het taalcentrum zit namelijk in de cortex en die doet maar zeer beperkt mee in dit verhaal. Als een kind of jongere ernstige dissociatieproblemen heeft, horen daar dus ook geheugenproblemen bij. Het kind heeft geen chronologisch geheugen van de gebeurtenissen in zijn leven, omdat bepaalde gebeurtenissen bij bepaalde (afgesplitste) delen horen (Thierry, 2021). De andere delen ‘weten’ hier niets van. Zo is het kind in staat te leven met de ouders die het misbruikte (de Soir, 2023). De gaten in het geheugen bij DIS, zijn niet door gewone vergeetachtigheid te verklaren (Reinders, 2021). Het kan zijn dat iemand in de ene ‘persoonlijkheid’ gaat winkelen en de andere persoonlijkheid zich niet kan herinneren waarom bepaalde kleding is gekocht. Je kunt dus ‘tijd kwijt’ zijn. Dat kan variëren van enkele seconden tot dagen. Voor het kind met DIS is dit bijzonder beangstigend.

Verdedigingsdeel en problemen op school

Kinderen die in een toestand van hyperarousal dissociëren kunnen boos of angstig zijn, wegvluchten of zelfs anderen aanvallen. Ze zijn hyperalert en vaak niet meer bereikbaar of aanspreekbaar (‘rode waas’). Ze kunnen herbelevingen hebben, hardop praten of denken dat ze in het verleden zijn. Ze herkennen personen en locaties soms niet of ‘zien’ de dader voor zich als bijvoorbeeld de leerkracht voor ze staat.

Een kind dat dissocieert en in een toestand van hypoarousal is kan verdoofd zijn en niets meer voelen. Het kind kan niet meer nadenken en het gevoel hebben het lichaam te verlaten (Struik, 2021).

Het probleem is dat het dagelijkslevendeel hier geen weet van kan hebben. Een kind kan dus beschuldigd worden van agressie of van het kapot maken van speelgoed van een ander kind, maar er geen weet van hebben. Deze kinderen hebben het gevoel bestraft en beschuldigd te worden (Struik, 2013; Porges, 2021).

Brein

Een van hypotheses is dat er in specifieke frontale hersengebieden verhoogde hersenactiviteit zichtbaar is. De hersenen van mensen met DIS bevatten ook minder witte stof, (die zorgt dat signalen van het ene hersengebied wordt overgebracht naar een ander hersengebied). Signalen komen minder goed door. Ook lijken de hippocampus en de basale ganglia duidelijk kleiner (Chalavi, 2013; Vissia, 2016). Het onderzoek hiernaar is nog beperkt (Reinders, 2021). Bij personen met dissociatieve symptomen wordt vaak een verhoogde hoeveelheid oxytocine en prolactine wordt aangetroffen. Wat deze stoffen te maken hebben met dissociatie is nog onduidelijk. Er wordt op dit moment onderzoek gedaan of bepaalde biomarkers DIS kunnen aantonen (Reinders, e.a. 2023). Op dit moment duurt het krijgen van de goede diagnose bij DIS gemiddeld 7 tot 12 jaar (Reinders, 2018). [/one_half_first]

Bijkomende gevolgen DIS:

Kinderen die ‘niets voelen’, vinden dat zo beangstigend, dat ze soms zichzelf pijn gaan doen (automutilatie) om te voelen dat ze nog leven. Ook proberen ze met de zelf toegebrachte pijn soms de innerlijke pijn te verzachten.

Wat merkt het kind:

  • Het kind voelt dat het verschillende ‘delen’ in zich heeft, met verschillende meningen en herinneringen.
  • Het kind kan een gevoel van controle verlies ervaren als een ander deel het over neemt.
  • Het kind kan last hebben van een gevoel van ‘intern conflict’ of van stemmen in het hoofd, waardoor keuzes maken  lastig is.
  • Herinneringen kwijt zijn aan incidenten of bepaalde periodes.
  • Voelen dat er iets verkeerd is aan hem en daarvan in paniek raken, (kinderen denken dat ze gek zijn).
  • Zich schamen voor wie hij is.
  • Zich anders voelen dan andere kinderen.
  • Verbaasd en boos zijn dat ze de schuld krijgen van dingen waar ze zelf niets meer van weten.
  • Lichamelijke klachten hebben die onverklaarbaar lijken.

Wat zie je in de klas:

Meestal vrij weinig. Een van de redenen dat DIS of andere dissociatie problemen niet gezien wordt, is dat het in de meeste gevallen lastig is iets te zien. Als leerkracht zou je soms signalen kunnen zien, maar wij kunnen en mogen die niet koppelen aan DIS. Dat is ons vak niet. Toch is het goed te weten dat DIS veel voorkomt bij ernstig getraumatiseerde kinderen en jongeren of kinderen en jongeren met forse hechtingsproblematiek.

  • DIS kan eruit zien als dagdromen: de leerling is er even niet bij.
  • Het kind kan een fantasievriendje hebben (dat hoeft uiteraard niet te duiden op DIS).
  • Traag reageren op opdrachten. Ingewikkelde opdrachten lukken niet.
  • Boos of erg druk gedrag; wordt ‘onbereikbaar’ (op moment van dissociëren).
  • Geen emoties tonen: ‘robotachtig.’
  • Moe zijn. Dissociatie kost veel energie.
  • Schaamte: kinderen die weten dat ze dissociëren schamen zich vaak. Ze trekken zich terug van anderen.
  • Geen gevoelens hebben. Deze kinderen hebben periodes dat ze zich niet blij voelen, niet verdrietig of boos. ‘Niets voelen’ geeft een naar gevoel.
  • Dissociatie kan angstig en onzeker maken. Het tast het zelfvertrouwen aan.
  • Lichamelijke klachten: soms hebben deze kinderen en jongeren last van hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid en duizeligheid.
  • Het kind vertoont ‘ineens’ gedrag dat past bij een andere leeftijd.
  • Het kind vertoont wisselend gedrag. Het gedrag lijkt op bepaalde momenten  ‘gewoon’ verkeerd gedrag, maar ontstaat door een wisseling in staat (of zo je wilt een ander deel van de persoonlijkheid).
  • De stem verandert of de lichaamshouding verandert, het kind knippert ineens veel met de ogen.
Voorbeeld

In dit voorbeeld tussen haakjes het deel van de persoonlijkheid of de staat waarin het kind verkeert/naar switcht.

Het kind is bezig met het schoolwerk en is goed aan het werk (‘normale’ deel). Iemand plaagt het kind en het reageert meteen agressief (agressieve deel wordt dominant als bescherming). De leerkracht geeft het kind een waarschuwing of wordt boos. Het kind wordt stil en zuigt op haar duim (kleuterdeel). Na een tijdje maakt ze ineens luide grappen (aandacht zoekend deel), krijgt weer een uitbrander en wordt weer agressief of boos (agressieve deel).

Het is als leerkracht bijna onmogelijk om dit te weten en te begrijpen. Laat staan te weten of dit een gevolg is van trauma. Toch is dit wel wat er gebeurt. Traumasensitief onderwijs geven helpt ‘in het algemeen’, maar is uiteraard niet altijd een oplossing die gedrag doet verdwijnen.

Wat kun je doen in de klas

  • Als je weet dat een kind dissocieert, bijvoorbeeld omdat dit je verteld is, kun je zorgen dat op het moment dat het kind dissocieert, je kalm blijft. Een rustige volwassene kan helpend zijn.
  • Als je weet waardoor het kind dissocieert haal dan het voorwerp weg of haal het kind uit de gebeurtenis die de dissociatie oproept.
  • Als het kind niet meegaat (die kans is groot), neem het dan niet mee met ‘geweld’: dit is traumatiserend!
  • Als je weet dat een kind dissocieert, leg dan uit aan je klas wat ze mogelijk zullen zien.* Leg uit dat ze kunnen helpen door afstand te houden en stil te worden (minder prikkels).
  • Vertel wie jij bent (‘Ik ben de juf’) en zeg het kind dat het hier veilig is. De geruststelling helpt echt.
  • Soms helpt het om het kind geruststellend aan te raken, maar er zijn ook kinderen die daar angstiger van worden. Kijk goed naar de reactie of praat er later over. Aanraken op schouder of bovenarm is het meest ‘neutraal.’
  • Breng het kind in het ‘hier en nu’ door het vijf groene dingen in de klas te laten opnoemen, vijf stripfiguren, enzovoort. Soms helpt hard klappen, maar dat kan een schrikreactie opleveren.
  • Laat het kind niet alleen.
  • Vertel na afloop waar het kind nu is (zo verdwijnt de desoriëntatie) en wie jij bent.
  • Vertel na afloop dat het kind ergens van schrok en gedissocieerd heeft.
  • Een kind zien dissociëren kan gevoelens van onmacht en boosheid oproepen. Laat die gevoelens niet merken aan het kind. Het zal zich schuldig voelen en zich (nog meer) schamen.
  • Als je een band met het kind hebt, wil het misschien wel met je praten over de dissociatie. Iemand die zonder oordeel luistert is zeer helpend.
  • Kinderen met dissociatie herkennen niet altijd de oplopende angst die tot dissociatie leidt. Het is goed het kind te leren oplopende spanning te herkennen.
  • Als kinderen de angst die tot dissociatie leidt kunnen herkennen, kunnen ze een trucje toepassen, zoals in een stressballetje knijpen en hun aandacht daar op te richten. Zo kunnen ze dissociatie soms voorkomen (Bron: kinderneurologie.eu)

Meer weten?

DIS-is-me.nl: site met veel informatie over DIS. Hier vind je de ervaringsdeskundigen aan het woord. Link.

DISoren.nl Een app voor mensen met DIS. Met de app kun je dingen onthouden die je anders zou vergeten vanwege switches. Een soort virtueel memobord.

VPRO Argos: Over onderzoek naar DIS en vroegkinderlijk trauma.

GGZ Standaarden DIS. Bekijk.

*In voorbereiding: een uitleg voor kinderen.

Literatuur

Meer boeken over gedragdidactiek en schoolontwikkeling

Alle literatuur van deze site zien? Klik op literatuur.

Chalavi, S. (2013)The traumatized brain: gray and white matter morphology in dissociative identity disorder and Posttraumatic Stress Disorder. University of Groningen.

Chalavi, S. , Vissia, E.M. , Giesen, M.E. , Nijenhuis, E.R. , Draijer, N. , Cole, J.H. , Dazzan, P. , Pariante, C.M. , Madsen, S.K. , Rajagopalan, P. , Thompson, P.M. , Toga, A. W. , Veltman, D.J. & Reinders, A. A. (2015). Abnormal hippocampal morphology in dissociative identity disorder and post-traumatic stress disorder correlates with childhood trauma and dissociative symptoms. Human Brain Mapping, 2015 May;36(5):1692-704. doi: 10.1002/hbm.22730.

de Soir, E. Omgaan met slachtoffers van (vroegkinderlijke) chronische traumatisering: inzichten voor magistraten, forensische hulpverleners, psychologen en psychotherapeuten. Tijdschrift Klinische Psychologie, 2023, 53(1), 13-25.

Hart, O. van der, Nijenhuis, E., & Steele, K. (2006). The haunted self. New York: Norton.

Porges, S. W. (2021). De polyvagaal theorie en de transformerende ervaring van veiligheid. Eeserveen: Uitgeverij Mens! Bekijk.

Reinders, A., Marquand, A., Schlumpf, Y., Chalavi, S., Vissia, E., Nijenhuis, E., . . . Veltman, D. (2019). Aiding the diagnosis of dissociative identity disorder: Pattern recognition study of brain biomarkers. British Journal of Psychiatry, 215(3), 536-544. doi:10.1192/bjp.2018.255

Roydeva, M.I. , Reinders, A. A. T. S. (2020). Biomarkers of Pathological Dissociation: A Systematic Review, Neuroscience and Biobehavioral Reviews (2020), doi: https://doi.org/10.1016/j.neubiorev.2020.11.019

Reinders, A., & Veltman, D. (2021). Dissociative identity disorder: Out of the shadows at last? The British Journal of Psychiatry, 219(2), 413-414. doi:10.1192/bjp.2020.168

Reinders, A. A., Young, A. H., & Veltman, D. J. (2023). Biomarkers of dissociation. BJPsych Open9(4), e119.

Struik, A. (2013). Diagnostiek en behandeling van dissociatieve stoornissen bij kinderen en adolescenten. Tijdschrift voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie 3, 2013

De Thierry, B. (2021). The simple guide to complex trauma and dissociation. What it is and how to help. Londen: Jessica Kingsley Publishers.

Vissia, E. M. (2016). Pieces of the Puzzle: Empirical studies on the diagnosis Dissociative Identity Disorder. Rijksuniversiteit Groningen.

Bestel mijn boeken

Bereik Anton Horeweg
Executieve functies

Uitvoerende regelfuncties of executieve functies: hoe beïnvloeden ze gedrag en leren? Lees meer.