Dissociatie is een verdedigingsmechanisme dat optreedt bij ernstige traumatisering op jonge leeftijd, zoals kindermishandeling, seksueel misbruik en ernstige (emotionele) verwaarlozing. Het brein probeert op deze manier met de verschrikkelijke, niet te verdragen gebeurtenissen om te gaan en verder te leven.
Dissociatie komt ook voor bij autisme, ADHD, angststoornissen en borderline (Caleidoscoop, 2024). Tijdens dissociatie zijn gevoelens, gedrag en denken losgekoppeld van elkaar.
Dissociatie creëert verschillende ‘delen’ in het kind, met een eigen geheugen, eigen gevoelens of een eigen leeftijd. De ‘staat’ die nodig is op een bepaald moment voert de boventoon. Dissociatie is normaal gedrag in/door abnormale omstandigheden!
Dissociatie komt voor in verschillende vormen. Er is een continuüm van ernst (daarover later meer). Dit beschermingsmechanisme van de geest komt veel vaker voor dan gedacht (Porges, 2021). Dissociatieve stoornissen komen naar schatting bij 0,1-1% van de bevolking voor (ISST-D). Dissociatie komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens (Bron: Kinderneurologie.eu) AGDS (andere gespecificeerde dissociatieve stoornis) komt verhoudingsgewijs het meest voor (Caleidoscoop, 2024).
Dissociatie kan, zoals je eerder kon lezen, ontstaan door chronisch seksueel misbruik, kindermishandeling, emotionele verwaarlozing (van ’t Hart, 2006; de Soir, 2021), heftige medische ingrepen op jonge leeftijd of langdurig ernstig gepest worden. Het komt ook voor bij kinderen in pleeggezinnen of residentiële voorzieningen (tehuizen) en bij geadopteerde kinderen. Geadopteerde kinderen kunnen in het land van herkomst medische trauma’s hebben opgelopen doordat ze pijnlijke medische behandelingen hebben ondergaan, soms zonder hechtingsfiguur om hen te troosten en nabijheid te bieden (Struik, 2021).
Kinderen kunnen meestal niet vluchten of vechten tegen de misbruikers. Ze zijn gedwongen mee te werken, waardoor hun brein een uitweg zoekt om de niet te verdragen gebeurtenissen tóch verdraagbaar te maken. Met name bij kinderen die voor hun achtste jaar misbruikt worden, komt dissociatie veel voor. Dissociatie zorgt ervoor dat je het misbruik kunt verdragen, omdat je emoties en lichamelijke sensaties (pijn) niet meer te voelen zijn.
Een kind kan geheel of gedeeltelijk dissociëren. Kinderen die misbruikt worden, beschrijven soms dat ze zichzelf van een afstandje zagen, of dat het leek alsof ze zichzelf in een film zagen.
Hoe verschrikkelijker de gebeurtenissen, hoe meer kans op volledige splitsing. Thierry (2021) legt dit uit met het ‘Daisy-model.’ Het midden van de bloem is het ‘normale’ gedeelte, de blaadjes zijn de emotionele, afgesplitste delen. De stippellijnen, geven gedeeltelijke dissociatie aan, de dikkere lijnen geven aan dat de scheiding toeneemt en zorgt voor ‘niet weten’ van bepaalde gebeurtenissen en ‘niet weten’ van de andere delen.
De Thierry, 2021 invoegen plaatje lukt nog niet
Een kind kan dus zodanig dissociëren dat het geen herinnering heeft aan de meegemaakte gebeurtenis(sen). Dit gebeurt als het kind lange tijd gedwongen is te overleven door dissociatie en ook ‘gewoon’ moet deelnemen aan het dagelijks leven, zoals naar school gaan. Tijdens dissociatie reageert het overlevingsdeel. In het gewone leven reageert het dagelijkslevendeel. De geest van het kind splitst zich als het ware in delen. Bij ernstige dissociatie weten die delen niet van elkaars bestaan. Er is dan sprake van een dissociatieve identiteitsstoornis.
Er zijn meerdere vormen van dissociatieve stoornissen. Hierna worden ze kort genoemd, maar het voert te ver alle vormen te bespreken. Daarvoor verwijs ik je naar de literatuurlijst onderaan de pagina.
Derealisatie: de wereld en de mensen om je heen voelen vreemd en ‘niet echt’ aan. Het lijkt of je in een film leeft.
Depersonalisatie: het voelt alsof je lichaam, gevoelens, gedachten en herinneringen niet van jouzelf zijn.
Dissociatief geheugenverlies: je kunt bepaalde dingen niet terughalen, vooral niet dingen die over jezelf gaan.
Dit is een verdedigingsmechanisme. Een dissociatieve periode kan minuten duren, maar ook (in ernstige gevallen) je hele leven. Dissociatieve amnesie komt waarschijnlijk het meeste voor, maar er bestaat nauwelijks onderzoek over (Bron: Hulpgids). Hoewel het kind zich bepaalde gebeurtenissen niet kan herinneren, kunnen ze wel het huidige gedrag beïnvloeden.
Bij sommige kinderen en jongeren is dissociatie een maladaptief mechanisme geworden. Als de spanning om wat voor reden dan ook oploopt, dissociëren ze. Dat kan dus zijn bij een toets, een ruzie of een leerkracht die zijn stem verheft, enzovoort. Ze hebben niet geleerd op een andere manier met spanning om te gaan.
Er bestaat bij veel mensen een verkeerd beeld van DIS. Men denkt aan de Hollywood-versie: Een soort Jekyll and Hyde of een krankzinnige seriemoordenaar met meerdere persoonlijkheden. Zo is het dus niet.
Vaak zijn de veranderende gedragingen die bij wisseling van de identiteiten hoort, heel subtiel en voor buitenstaanders nauwelijks op te merken. Bovendien heeft niet iedereen deze uitingsvorm. Je ziet meestal niet aan de buitenkant of iemand DIS heeft en zelf weten mensen het ook niet altijd.
In het dagelijkse leven kunnen zij normaal functioneren. Dat is ook de ‘bedoeling’ van DIS: dat kinderen door kunnen gaan met ‘normaal’ leven.
DIS ontstaat onder andere als gevolg van vroegkinderlijk trauma (Reinders & Veldman, 2021). Als een kind DIS heeft, lijkt het of er meerdere persoonlijkheden zijn. Die persoonlijkheden hebben een eigen waarneming, denken op hun eigen manier over de omgeving en zichzelf.
De persoonlijkheden kunnen variëren in leeftijd of zelfs een eigen naam of een andere manier van praten hebben. Ook kan het karakter verschillen. De ene persoonlijkheid kan zachtaardig zijn of verlegen, de andere meer extravert. Een dissociatieve stoornis leidt tot ernstige hechtingsproblemen. Als een kind dissocieert dan zoekt het geen steun of hulp bij het reguleren van stress of gevaar maar trekt zich terug uit contact (Struik, 2021).
Bij de enorme stress die hoort bij een traumatische gebeurtenis, werkt het geheugen niet goed meer. De hippocampus, die een rol speelt bij de opslag van herinneringen en ze ‘in de tijd’ plaatst, werkt op dat moment minder goed. De beelden, gedachten, geluiden en gevoelens worden als onverwerkte fragmenten opgeslagen, zonder taal. Het taalcentrum zit namelijk in de cortex en die doet maar zeer beperkt mee in dit verhaal. Als een kind of jongere ernstige dissociatieproblemen heeft, horen daar dus ook geheugenproblemen bij. Het kind heeft geen chronologisch geheugen van de gebeurtenissen in zijn leven, omdat bepaalde gebeurtenissen bij bepaalde (afgesplitste) delen horen (Thierry, 2021). De andere delen ‘weten’ hier niets van. Zo is het kind in staat te leven met de ouders die het misbruikte (de Soir, 2023). De gaten in het geheugen bij DIS, zijn niet door gewone vergeetachtigheid te verklaren (Reinders, 2021). Het kan zijn dat iemand in de ene ‘persoonlijkheid’ gaat winkelen en de andere persoonlijkheid zich niet kan herinneren waarom bepaalde kleding is gekocht. Je kunt dus ‘tijd kwijt’ zijn. Dat kan variëren van enkele seconden tot dagen. Voor het kind met DIS is dit bijzonder beangstigend.
Een van hypotheses is dat er in specifieke frontale hersengebieden verhoogde hersenactiviteit zichtbaar is. De hersenen van mensen met DIS bevatten ook minder witte stof, (die zorgt dat signalen van het ene hersengebied wordt overgebracht naar een ander hersengebied). Signalen komen minder goed door. Ook lijken de hippocampus en de basale ganglia duidelijk kleiner (Chalavi, 2013; Vissia, 2016). Het onderzoek hiernaar is nog beperkt (Reinders, 2021). Bij personen met dissociatieve symptomen wordt vaak een verhoogde hoeveelheid oxytocine en prolactine wordt aangetroffen. Wat deze stoffen te maken hebben met dissociatie is nog onduidelijk. Er wordt op dit moment onderzoek gedaan of bepaalde biomarkers DIS kunnen aantonen (Reinders, e.a. 2023). Op dit moment duurt het krijgen van de goede diagnose bij DIS gemiddeld 7 tot 12 jaar (Reinders, 2018).
Kinderen die in een toestand van hyperarousal dissociëren kunnen boos of angstig zijn, wegvluchten of zelfs anderen aanvallen. Ze zijn hyperalert en vaak niet meer bereikbaar of aanspreekbaar (‘rode waas’). Ze kunnen herbelevingen hebben, hardop praten of denken dat ze in het verleden zijn. Ze herkennen personen en locaties soms niet of ‘zien’ de dader voor zich als bijvoorbeeld de leerkracht voor ze staat.
Een kind dat dissocieert en in een toestand van hypoarousal is kan verdoofd zijn en niets meer voelen. Het kind kan niet meer nadenken en het gevoel hebben het lichaam te verlaten (Struik, 2021).
Het probleem is dat het dagelijkslevendeel hier geen weet van kan hebben. Een kind kan dus beschuldigd worden van agressie of van het kapot maken van speelgoed van een ander kind, maar er geen weet van hebben. Deze kinderen hebben het gevoel bestraft en beschuldigd te worden (Struik, 2013; Porges, 2021).
Meestal zie je echter vrij weinig van dissociatie. Als leerkracht zou je soms signalen kunnen zien, maar wij kunnen en mogen die niet koppelen aan DIS. Dat is ons vak niet. Toch is het goed te weten dat DIS veel voorkomt bij ernstig getraumatiseerde kinderen en jongeren of kinderen en jongeren met forse hechtingsproblematiek.
Voorbeeld
In dit voorbeeld tussen haakjes het deel van de persoonlijkheid of de staat waarin het kind verkeert/naar switcht.
Het kind is bezig met het schoolwerk en is goed aan het werk (‘normale’ deel). Iemand plaagt het kind en het reageert meteen agressief (agressieve deel wordt dominant als bescherming). De leerkracht geeft het kind een waarschuwing of wordt boos. Het kind wordt stil en zuigt op haar duim (kleuterdeel). Na een tijdje maakt ze ineens luide grappen (aandacht zoekend deel), krijgt weer een uitbrander en wordt weer agressief of boos (agressieve deel).
Het is als leerkracht bijna onmogelijk om dit te weten en te begrijpen. Laat staan te weten of dit een gevolg is van trauma. Toch is dit wel wat er gebeurt. Traumasensitief onderwijs geven helpt ‘in het algemeen’, maar is uiteraard niet altijd een oplossing die gedrag doet verdwijnen.
Kinderen die ‘niets voelen’, vinden dat zo beangstigend, dat ze soms zichzelf pijn gaan doen (automutilatie) om te voelen dat ze nog leven. Ook proberen ze met de zelf toegebrachte pijn soms de innerlijke pijn te verzachten.
Wat merkt het kind:
DIS-is-me.nl: site met veel informatie over DIS. Hier vind je de ervaringsdeskundigen aan het woord. Link.
DISoren.nl Een app voor mensen met DIS. Met de app kun je dingen onthouden die je anders zou vergeten vanwege switches. Een soort virtueel memobord.
VPRO Argos: Over onderzoek naar DIS en vroegkinderlijk trauma.
GGZ Standaarden DIS. Bekijk.
*In voorbereiding: een uitleg voor kinderen.
Meer boeken over gedrag, didactiek en schoolontwikkeling
Alle literatuur van deze site zien? Klik op literatuur.
Chalavi, S. (2013). The traumatized brain: gray and white matter morphology in dissociative identity disorder and Posttraumatic Stress Disorder. University of Groningen.
Chalavi, S. , Vissia, E.M. , Giesen, M.E. , Nijenhuis, E.R. , Draijer, N. , Cole, J.H. , Dazzan, P. , Pariante, C.M. , Madsen, S.K. , Rajagopalan, P. , Thompson, P.M. , Toga, A. W. , Veltman, D.J. & Reinders, A. A. (2015). Abnormal hippocampal morphology in dissociative identity disorder and post-traumatic stress disorder correlates with childhood trauma and dissociative symptoms. Human Brain Mapping, 2015 May;36(5):1692-704. doi: 10.1002/hbm.22730.
de Soir, E.(2023). Omgaan met slachtoffers van (vroegkinderlijke) chronische traumatisering: inzichten voor magistraten, forensische hulpverleners, psychologen en psychotherapeuten. Tijdschrift Klinische Psychologie, 2023, 53(1), 13-25.
Hart, O. van der, Nijenhuis, E., & Steele, K. (2006). The haunted self. New York: Norton.
Porges, S. W. (2021). De polyvagaal theorie en de transformerende ervaring van veiligheid. Eeserveen: Uitgeverij Mens! Bekijk.
Reinders, A., Marquand, A., Schlumpf, Y., Chalavi, S., Vissia, E., Nijenhuis, E., . . . Veltman, D. (2019). Aiding the diagnosis of dissociative identity disorder: Pattern recognition study of brain biomarkers. British Journal of Psychiatry, 215(3), 536-544. doi:10.1192/bjp.2018.255
Roydeva, M.I. , Reinders, A. A. T. S. (2020). Biomarkers of Pathological Dissociation: A Systematic Review, Neuroscience and Biobehavioral Reviews (2020), doi: https://doi.org/10.1016/j.neubiorev.2020.11.019
Reinders, A., & Veltman, D. (2021). Dissociative identity disorder: Out of the shadows at last? The British Journal of Psychiatry, 219(2), 413-414. doi:10.1192/bjp.2020.168
Reinders, A. A., Young, A. H., & Veltman, D. J. (2023). Biomarkers of dissociation. BJPsych Open, 9(4), e119.
Struik, A. (2013). Diagnostiek en behandeling van dissociatieve stoornissen bij kinderen en adolescenten. Tijdschrift voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie 3, 2013
Vissia, E. M. (2016). Pieces of the Puzzle: Empirical studies on the diagnosis Dissociative Identity Disorder. Rijksuniversiteit Groningen.
Maecenas sit amet nibh mattis, iaculis nulla nec, fermentum neque. Integer vel ornare justo. Suspendisse eu gravida massa. Fusce pellentesque tempus arcu et tempor. Nam sit amet urna vulputate, faucibus orci in, sollicitudin sem. Maecenas eu metus vitae massa malesuada condimentum. Sed aliquam nibh malesuada cursus elementum. Integer iaculis ipsum dui, non efficitur ligula interdum eu. In nec dapibus lorem. Nulla lectus tortor, condimentum non ultrices eget, tempus at orci. Suspendisse ac augue eu augue convallis fermentum. Duis at rhoncus ligula, eget posuere diam.
Proin vehicula nisi quis massa consequat aliquam. Vivamus iaculis placerat est non ullamcorper. Integer porttitor elementum commodo. Vivamus sagittis varius orci ac aliquam. Suspendisse vestibulum rutrum quam quis tristique. Nam ut leo vestibulum, blandit nulla eget, imperdiet diam. Duis eu pharetra felis. Vestibulum accumsan lacus et augue euismod, ultricies egestas lectus fringilla. Proin imperdiet, elit nec luctus vulputate, tellus lorem suscipit velit, vel iaculis diam nisi a tellus. In sed arcu vel est sodales volutpat ac eget nulla. Maecenas quis magna quis turpis sollicitudin hendrerit. Aliquam erat volutpat.