Autisme is de verzamelnaam voor gedragskenmerken die duiden op kwetsbaarheid op de volgende gebieden: sociale interactie, communicatie, flexibiliteit in denken, bewegen en handelen, zintuiglijke prikkelverwerking en het filteren en integreren van informatie. Autisme heet niet voor niets spectrumstoornis. De verscheidenheid in gaven en beperkingen is groot. Kinderen met autisme verschillen net zoveel van elkaar als alle ander kinderen.
Volgens de DSM 5 hebben mensen met de ontwikkelingsstoornis autisme ernstige problemen met sociale interactie en (non-) verbale communicatie. Ze vertonen beperkte repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten. De stoornis heeft invloed op alle ontwikkelingsgebieden. De problemen zijn vaak ernstig. Daarom wordt autisme een pervasieve ontwikkelingsstoornis genoemd. Door deze omschrijving lijkt het of alle mensen met autisme dezelfde problemen hebben, maar niets is minder waar.
Geen kind is hetzelfde en dat geldt uiteraard ook voor een kind met autisme. Bovendien ontwikkelt autisme zich gedurende het ouder worden. Zo kan de manier waarop de stoornis zich uit, veranderen. Het blijkt bijvoorbeeld dat de moeilijkheden met de executieve functies eerder later aan het licht komen, dan vroeg. De handreikingen om het onderwijs voor deze kinderen passend te maken, moet je dus aanpassen aan het individu. Praat met het kind over wat kan werken.
Kinderen met autisme spectrum stoornis hebben moeite met het ‘zien’ van de context (Vermeulen, 2009; 2022). De context geeft betekenis aan een bepaalde handeling. Denk aan je hand opsteken: Tot ziens; stop!; hallo!; stil; enz. De betekenis hangt af van de context. Alle handelingen en verschijnselen in het dagelijks leven zijn contextafhankelijk. Ze betekenen precies dát, door wat er omheen gebeurt. Tranen van verdriet of vreugde? Dat hangt af van de scène eromheen. Een bepaald gebaar, een bepaald woord heeft dus nooit één betekenis. Er zijn bij één woord of gebaar vele koppelingen mogelijk. Wij nemen de context in minder dan een oogopslag waar en geven daarmee het woord of het gebaar de juiste betekenis. Dit doen we niet bewust.
Kinderen met autisme, gebruiken die context niet zoals wij. Zij koppelen bovendien woorden, gebaren, enz. aan één betekenis. Waar wij impliciet leren dat betekenissen niet vaststaan, maar afhankelijk zijn van de situatie, kunnen deze kinderen dat niet. Een rood stoplicht betekent voor hen stoppen, al sta je midden op een drukke weg (Jij zal hopelijk snel doorlopen). De andere betekenissen van rood licht (teruggaan, doorlopen, enz.) moeten zij expliciet aangeleerd krijgen. Ga dus na of de context het probleem is.
Een voorbeeld: ‘We lopen twee aan twee naar gym.’ Lijkt concreet, maar kan voor veel verwarring zorgen. Zet deze uitspraak om in concrete gedragsinstructies. ‘Als je naam genoemd wordt, kies je een kind (of nog beter, noem zelf 2 namen). Pak elkaars hand en ga zij aan zij achter elkaar in de rij staan. Houd elkaars hand vast tot bij de gymzaal.’
Ons brein voorspelt wat er komen gaat, zodat we daar sneller op kunnen reageren (Vermeulen, 2021, 2024). Ons brein is daar vrij goed in. Lange tijd dacht men dat we reageerden op wat de zintuigen registreren (je ziet een auto terwijl je oversteekt en je stopt). Recente wetenschappelijk onderzoek laat zien dat we reageren op wat we denken dat komen gaat (je brein voorspelt de aanstormende auto dus al in een nanoseconde, zodat je niet te laat reageert).
Een autistisch brein is minder goed in dat voorspellen. Het maakt meer fouten en hecht ook grotere waarde aan deze fouten. Een kind raakt dus in paniek als de bus vijf minuten te laat is (want hij had er al moeten zijn). Het brein van een niet autistisch persoon calculeert makkelijker in dat de bus ‘gewoon’ wat later is. Het begrijpen van gedrag van anderen is waarschijnlijk vooral een kwestie van onbewust voorspellen van wat mensen gaan doen. En dat kunnen deze kinderen minder goed (Vermeulen, 2021).
Zelfs bij heel slimme kinderen met een autistische stoornis geldt, dat op sommige gebieden hun ontwikkeling uiterst traag en beperkt verloopt. Dit geldt met name voor de ontwikkeling van het sociaal inzicht en sociaal contact. Het is niet uitzonderlijk dat de ontwikkeling die een ander kind in de eerste 2 jaren doormaakt, bij een kind met autisme vele jaren vergt (Delfos, 2016). Delfos spreekt van ‘Een waaier aan ontwikkelingsleeftijden binnen één individu. (MAS1P theorie: Mental Age Spectrum within 1 Person). Een kind van 17 met de sociale ontwikkeling van een 8-jarige is niet ongewoon. Maar ook een kind dat op een bepaald kennisgebied meer weet dan de andere kinderen en zelfs de leerkracht komt voor.
De intellectuele en de sociale ontwikkeling kan mijlenver uiteenlopen. De volgende vuistregel een hulpmiddel om de leeftijd vast te stellen: Bekijk het gedrag waarvan je denkt, dat het niet past. Zoek uit bij welke leeftijd dit gedrag nog ‘normaal’ is. Ga ervan uit, dat dit dan de leeftijd is waar het kind op dit gebied zit. Overigens kan de ontwikkeling ook binnen een kennisgebied ver uiteenlopen. Een kind dat de moeilijkste woorden kan onthouden is soms niet in staat om zijn potlood niet te vergeten. Pas er overigens wel voor op om het kind op een kinderlijke manier aan te spreken, als de intellectuele vermogens gemiddeld of zelfs beter dan gemiddeld zijn. Geef je een 17-jarige uitleg over een onderwerp dat normaal een 8-jarig kind leert en doe dat dan op het niveau van een 17-jarige.
Kinderen met autisme hebben het niet altijd makkelijk in de onvoorspelbare schoolomgeving. Ze moeten op hun tenen lopen om aan de complexe en onzichtbare verwachtingen van het schoolleven te kunnen voldoen. Kinderen die normaal of hoogbegaafd zijn en een vorm van autisme hebben, merken gaandeweg dat ze “anders” zijn dan andere kinderen. Ze willen graag net zo zijn, maar daarin slagen ze niet. Dit is een behoorlijke aanslag op hun zelfbeeld en een bron van frustratie voor ze. Een autistische jongen verwoordde het zo: “Ik ben een slechte kopie van een mens.”
Kinderen met autisme leggen meestal heel moeilijk contact en relaties met het kind kunnen soms moeizaam tot stand komen. Je moet vooral in je hele houding benadrukken dat het kind oké is. Ga uit van de sterke kanten van het kind en probeer van daar uit verder te werken.
Kinderen met autisme hebben veel baat bij voorspelbaarheid. Als je de volgorde van activiteiten verandert, kondig dit dan aan. Een kind met autisme koppelt betekenissen aan één context. Wanneer je die context wijzigt wordt de wereld op dat moment onveilig. Onveiligheid geeft angst en angst zorgt soms voor een woede-uitbarsting. Daarnaast vergt een schooldag erg veel van een kind, kind. Het kan makkelijk overprikkeld raken. Ook dat kan zich uiten in druk gedrag, woede-uitbarstingen of het zich terugtrekken in zichzelf.
Als leerkracht moet je in je communicatie met deze kinderen een aantal basisregels in acht nemen, die het contact kunnen vergemakkelijken.
In je communicatie moet je dus rekening houden met wat je doet of niet doet. Daarnaast moet ook de sociale omgeving van het kind (klas, speelplaats) aangepast worden. Uiteraard probeer je ook het kind dingen aan te leren om zich beter te redden. Praat met de klas over autisme (wel na overleg met het kind en de ouders). Een aardige start is misschien het volgende filmpje: fragment uit de zus van Einstein. of het Klokhuis over autisme. Net zoals kinderen elkaar tijdens een rekenles helpen, kunnen ze ook een kind met autisme helpen de gang van zaken te verduidelijken.
Naast de sociale omgeving aanpassen, moet je als leerkracht ook de rest van de omgeving zo voorspelbaar mogelijk maken voor het kind. Dit kan je als volgt doen:
Eén van de meer onoverzichtelijke momenten voor deze kinderen is waarschijnlijk de pauze. Iedereen loopt en praat door elkaar, de situatie verandert per seconde en is geen moment hetzelfde, laat staan voorspelbaar. Eventueel kun je voor het kind een stuk schoolplein afbakenen, waar het wat rustiger is. Ook kun je misschien zorgen voor een bezigheid die het kind leuk vindt. Een goede manier is om vóór de pauze even met het kind door te nemen wat het gaat doen. Op leraar24.nl kun je zien hoe een school dit pauzeprobleem opgelost heeft. Als dat nog te druk en onvoorspelbaar is, of gewoon in jouw schoolsituatie niet te realiseren is, kun je het kind misschien een andere activiteit laten doen tijdens de pauze.
Het vak lichamelijke opvoeding is voor kinderen met autisme een vak apart. Vaak hebben deze kinderen een slechte, houterige motoriek. Bovendien kunnen ze de snel veranderende situaties (denk maar aan een balspel), niet goed volgen. Wat vakleerkrachten op cluster 4 scholen hebben gemerkt, is dat zachte ballen een wereld van verschil kunnen maken. Die maken minder herrie en het incasseren van een worp gaat beter.
Veel van deze kinderen hebben last van de te grote, onoverzichtelijke ruimte. Een gymles zorgt dus al snel voor overprikkeling. Door hun vaak beperkte sportieve kwaliteiten, worden deze kinderen soms niet geaccepteerd in de sportteams. De vraag die je aan jezelf moet stellen is of kinderen met autisme alles van de gymles moeten meedoen, of dat je ze een gedeelte van de les moet laten “helpen” met materialen sorteren en tellen of iets dergelijks.
Misschien lukt het om met het kind hierover in gesprek te gaan. Het streven zou moeten zijn: meedoen met de les, maar dit mag niet ten koste gaan van het zelfbeeld van een kind of van zijn acceptatie in de klas. Als vuistregel kun je in ieder geval stellen dat competitieve spellen voor deze kinderen niet fijn zijn. Laat ze liever krachttraining of uithoudingsvermogen trainen. Voor vakleerkrachten gym is er nu een speciale handleiding verkrijgbaar: ‘Wij doen ook mee!’ bij www.centrumautisme.nl hierin staan lessen waaraan deze kinderen kunnen meedoen. Overigens zul je ook met je klas moeten praten over goede en sterke kanten van elk kind. Leren accepteren van verschillen is immers een must! Je zult per kind moeten bepalen wat een verstandige handelswijze is. Er klakkeloos van uitgaan dat meedoen nu eenmaal ‘moet’, gaat niet werken.
Kinderen met autisme hebben meestal niet het overzicht om “zomaar” een werkstuk of spreekbeurt in elkaar te zetten. Daarnaast zal de angst om erover in de klas te moeten vertellen niet veel goeds doen voor ze. Misschien is het mogelijk om samen met het kind kleine stukjes te maken. Het is ook goed om een stappenplan op te stellen voor het kind. Overigens hebben ook alle andere kinderen daar wat aan. Je kunt de te verrichten werkzaamheden overzichtelijker maken met het plan van aanpak. Zie boven. Het spreken voor de groep zou ik afraden, tenzij het kind dat zelf wil.
Kinderen met autisme leven in het hier en nu. Ze kunnen zich de toekomst niet voorstellen. Het kind leert niet van straf. Het ongewenste gedrag moet dan ook niet bestraft worden. Help het kind controle en grip op de situatie te krijgen. Dat kun je doen door ze regels te geven om de wereld te begrijpen en zich veilig(er) te voelen. Probeer of je de “logische gevolgen” van het gedrag kan uitleggen. Zo leert het kind misschien de oorzaak-gevolg relatie van zijn gedrag begrijpen. “Je hebt het autootje van Tim kapot gemaakt. Nu moet jij het maken of een nieuwe aan hem geven.” (schadevergoeding). “Ik snap dat je hem geen pijn wilde doen, maar schoppen doet wel pijn. Ga maar zeggen dat het je spijt.” (emotionele bewustwording).
Formuleren van positieve regels werkt voor alle kinderen beter dan negatieve regels, maar voor kinderen met autisme is een regel als “Niet rennen in de gang” zinloos. Door een negatieve regel denk je namelijk juist aan dat wat je wil vermijden. Denk maar eens even niet aan een roze olifant. Wat er zojuist bij jezelf gebeurde, gebeurt ook bij de kinderen. Wat moet het kind wèl doen, daar gaat het om. “We wandelen rustig in de gang” werkt beter. Voor een kind met autisme helpt het, wanneer je het “waarom” van de regels goed uitlegt.
Het is niet zo dat kinderen met autisme geen contact met anderen willen, vaak zijn de (ongeschreven) sociale regels te complex en lukt het hun niet. Dit merk je vooral op de speelplaats waar de kinderen samen spelen en met groepswerk. Waar andere kinderen de regels leren door aan de sociale situatie deel te nemen, zullen kinderen met autisme hierin veelal falen. Zij nemen een andere sociale werkelijkheid waar en leren de regels niet “spontaan.” Overigens kunnen kinderen met een hoge begaafdheid vaak compensatiestrategieën aanleren, waardoor ze zich kunnen handhaven in sociale situaties die niet te complex zijn. Een voorbeeld van een sociaal script. Het vertelt wat je kan doen. Dat geeft houvast.
Lang werd aangenomen dat mensen met een vorm van autisme een beperkte Theory of Mind (TOM) hebben. Dit is het vermogen om je voor te stellen welke gedachten en gevoelens anderen hebben en te begrijpen dat die niet hetzelfde zijn als je eigen gedachten en gevoelens. Op moment van schrijven wordt deze theorie steeds vaker in twijfel getrokken (Gernschbacher, 2019; Navarro, 2022). Een verklaring kan ook zijn, dat kinderen met ASS hun empathie anders uiten (en dus niet begrepen worden). Het probleem kan óók zijn dat leerlingen met autisme een intensere beleving hebben (Cheang, 2024). Door deze intense beleving van de wereld kan het lijken alsof iemand met autisme een beperkte ‘theory of mind’ heeft, omdat diegene zich terugtrekt of vermijdingsgedrag vertoont, terwijl diegene juist door empathische gevoelens en gedachten overspoeld wordt.
Het blijft dus oppassen met deze generalisaties en simplificaties. Je moet als leraar dus altijd kijken naar en praten met de leerling.
Door hun handelen (waar dat ook door veroorzaakt wordt) komen ze soms in conflict met andere kinderen. Daarbij is ook hun taalgebruik vaak afwijkend, hun motoriek houterig en hun belangstelling voor de wereld wijkt af van wat andere kinderen bezig houdt. Van kinderen met autisme wordt vaak gedacht dat zij minder behoefte hebben aan vriendschappen. Niets is minder waar: zij willen ook vriendschappen, maar ondervinden vaak meer moeite om deze aan te gaan en te behouden (O’Connor e.a., 2022). Een kind met autisme loopt grote kans afgewezen en loopt vier keer zoveel kans gepest te worden (Sterzing, 2013).
Zeker als deze kinderen wat ouder worden, merken ze dat ze buiten de groep vallen. Ze doen hun best om erbij te horen, zonder dat dit resultaat oplevert. Het kind weet niet wat hij daaraan kan doen. Dit heeft grote invloed op het zelfbeeld. Omdat een kind met autisme de beweegredenen van anderen niet altijd goed begrijpt, lijkt het soms of hij pestgedrag uitlokt. Het kind heeft echter totaal geen inzicht in wat het verkeerd doet! Het kind heeft overigens ook geen idee hoe het andere kinderen om hulp moet vragen of de leerkracht zou moeten inschakelen als het merkt dat het gepest wordt en staat dus nóg meer alleen dan andere gepeste kinderen.
Je hebt alles geprobeerd voor dit kind, maar het heeft soms enorme driftbuien. Deze driftbuien van kinderen met ASS blijken vaak voort te komen uit angst. Die angst ontstaat door onvoorspelbaarheid en onbegrijpelijkheid van de omgeving en/of overprikkeling van het kind. Kinderen met autisme hebben vaak “rituelen”, vaste gewoontes, die hen houvast geven. Het onderbreken hiervan kan ook voor driftbuien zorgen. Het kan ook zijn, dat het kind ergens zo in opgaat, dat jouw poging tot onderbreken van de bezigheid voor het kind uit de lucht komt vallen. Dit veroorzaakt angst, paniek en een driftbui. Datgene waar het kind op dat moment in opgaat, hoeft overigens niet een voor jou zichtbare bezigheid te zijn. Het kind kan ogenschijnlijk niets doen, maar diep in gedachten (eigen wereld) zijn.
Kinderen met autisme zijn gevoelig voor sensorische overbelasting (Berckelaer-Onnes, 2017). Stel je voor dat je zelf de hele tijd onder een flikkerende tl-buis zit of dat je een video opname van een drukke klas ziet, waarbij het geluid erg hard staat; de videocamera filtert het geluid niet, alles klinkt even hard. Zo ongeveer maken veel kinderen met autisme de schoolomgeving mee. Zij kunnen dus hinder hebben van dingen die wij zo niet ervaren. Die hinder varieert van lichte ergernis tot echte pijn aan ogen, oren en huid.
Overprikkeling kan ook komen door teveel informatie of omdat het kind merkt dat het constant tegen moeilijkheden aanloopt. De enorme berg prikkels op een schooldag kunnen allemaal leiden tot overprikkeling. Voor sommige kinderen zou het beter zijn als ze maar een deel van de dag op school zouden zijn.
Tenslotte kan overprikkeling ook ontstaan door inwendige prikkels. Deze zintuiglijke ongemakken zijn een grote bron van stress. Ook emotionele prikkels (een ruzie, een verdrietige gebeurtenis) en sociale prikkels (veel kinderen om je heen die praten, interacties met anderen) kunnen zorgen voor ontregeling.
Deze kinderen zoeken de prikkels juist op. Ze herhalen bijvoorbeeld bepaalde bewegingen of maken bepaalde geluiden, al dan niet met behulp van een voorwerp. Kinderen met onderprikkeling reageren slecht op ‘normale’ prikkels. Ze reageren bijvoorbeeld niet als je hun naam noemt, voelen geen pijn, enz.
Iemand die boos is, is gespannen en zal veel dingen als een nieuwe aanval beschouwen. Door de aanmaak van adrenaline, is er bovendien geen ‘echte’ communicatie mogelijk. Een beroep doen op rede en gezond verstand zal moeten wachten tot later. Op dit moment kun je alleen proberen de brand te blussen door nieuwe prikkels te vermijden. Soms kun je de uitbarsting zien aankomen: Het kind stelt steeds meer vragen, maakt herhaalde bewegingen, klaagt over teveel licht, geluid, enz. (sensorische overbelasting). Dit soort signalen kunnen een voorbode zijn van een uitbarsting.
Hoe vroeger autisme ontdekt wordt, hoe beter het is voor het kind. Er zijn al tests om op 2 á 3-jarige leeftijd vast te stellen of een kind een autistische stoornis heeft. Zie daarvoor de Cosos Vragenlijst (Dietz & Servatius-Oosterling, 2007). Voor oudere kinderen is er ook een ‘alarmsignalen ASS 4-18 jaar‘ (Dietz & Berckelaer-Onnes, 2013). Uiteraard niet de taak van de leerkracht om dit te doen. Als je een kleuter in de groep hebt die mogelijk een vorm van autisme heeft, kun je een aantal van onderstaande ‘problemen’ tegenkomen. De opsomming is niet bedoeld om te laten zien wat deze kinderen allemaal niet kunnen, maar is bedoeld om je een idee te geven waar deze kinderen tegen aan lopen en als het kind niet gediagnosticeerd is, je alert te maken. Mogelijk heb je hier te maken met autisme.
Meer boeken over gedrag, didactiek en schoolontwikkeling
Alle literatuur van deze site zien? Klik op literatuur.
Balthussen, M. ; Clijssen, A. en Leenders, Y. (2003). Leerlingen met autisme in de klas. Een praktische gids voor leerkrachten en intern begeleiders. Den Haag: LNA.
Bruin, C. (2020). De aanpak bij autisme volgens de geef me de 5-methodiek. High-five Publishers.
Bruin, C. (2017). Dit is autisme! Van hersenwerking tot gedrag. Doetinchem: Graviant Educatieve Uitgeverijen.
Cheang, R. T., Skjevling, M., Blakemore, A. I., Kumari, V., & Puzzo, I. (2024). Do you feel me? Autism, empathic accuracy and the double empathy problem. Autism, 13623613241252320.
Delfos, M. (2008). Autisme op school. Deel 1 basisonderwijs. Tilburg: Quirijn.
Delfos, M. (2008). Autisme op school. Deel 2 voortgezet onderwijs. Tilburg: Quirijn.
Gernsbacher, M. A., en Yergeau, M. 2019. “Empirical Failures of the Claim that Autistic People Lack a Theory of Mind.” Archives of Scientific Psychology, 7(1), 102–118.
Hendrickx, S. (2022). Meisjes en vrouwen met autisme. Amsterdam: Hogrefe.
Horeweg, A. (2021). Handboek Gedrag op school, deel 2. Huizen: Pica.
Horeweg, A. (2015). Gedragsproblemen in de klas in het basisonderwijs. Houten: Lannoocampus. Niet meer leverbaar.
Horeweg, A. (2017). Gedragsproblemen in de klas in het voortgezet onderwijs. Houten: Lannoocampus.
Navarro, E. (2022). What is theory of mind? A psychometric study of theory of mind and intelligence. Cognitive Psychology, 136, 101495. https://doi.org/10.1016/j.cogpsych.2022.101495.CrossRefGoogle ScholarPubMed
O’Connor, R. A. G., van den Bedem, N., Blijd-Hoogewys, E. M. A., Stockmann, L., & Rieffe, C. (2022). Friendship quality among autistic and non-autistic (pre-) adolescents: Protective or risk factor for mental health? Autism. https://doi.org/10.1177/13623613211073448. Download
Quak, G. en Smeets, K. (2008). Autisme is zo gek nog niet. Ondersteunend handelen bij autisme. Amersfoort: CPS.
Smith, A. (2009). The empathy imbalance hypothesis of autism: A theoretical approach to cognitive and emotional empathy in autistic development. the Psychological record, 59(3), 489-510.
Sodian B., Kristen S. (2010) Theory of Mind. In: Glatzeder B., Goel V., Müller A. (eds) Towards a Theory of Thinking. On Thinking. Springer, Berlin, Heidelberg. https://doi.org/10.1007/978-3-642-03129-8_13
Sterzing, P. R. , Shattuck, P. T. , Narendorf, S.C. , Wagner, M. , Cooper, B. P. (2013). Bullying Involvement and autism spectrum disorders: prevalence and correlates of bullying involvement among adolescents with an autism spectrum disorder. Archives of Pediatric and Adolescent Medicine. 2013;11:1058–1064.
Vanroy, K. (2015) Leren met autisme. Autistisch kijken in het onderwijs. Antwerpen: Epo.
Vanroy, K. (2018). Autisme centraal. Methodiek voor ouders en begeleiders. Antwerpen: Epo.
Vermeulen, P. (2007).Voor alle duidelijkheid. Leerlingen met autisme in het gewone onderwijs. Culemborg: Centraal Boekhuis.
Vermeulen, P. (2009). Autisme als contextblindheid. Leuven: Acco.
Wat autisme is. Feiten en fabels. Bekijk.
Barth-Wagemaker, I. (2010). Wat is er toch met Kobus? Schiedam: Uitgeverij Fortmedia. In stripvorm uitgelegd wat het betekent om autisme te hebben.
In Handboek Gedrag op school en Gedragsproblemen in de klas in het voortgezet onderwijs vind je een uitgebreid hoofdstuk over autisme. Boeken bestellen? Klik op de afbeeldingen onder aan de pagina.
Maecenas sit amet nibh mattis, iaculis nulla nec, fermentum neque. Integer vel ornare justo. Suspendisse eu gravida massa. Fusce pellentesque tempus arcu et tempor. Nam sit amet urna vulputate, faucibus orci in, sollicitudin sem. Maecenas eu metus vitae massa malesuada condimentum. Sed aliquam nibh malesuada cursus elementum. Integer iaculis ipsum dui, non efficitur ligula interdum eu. In nec dapibus lorem. Nulla lectus tortor, condimentum non ultrices eget, tempus at orci. Suspendisse ac augue eu augue convallis fermentum. Duis at rhoncus ligula, eget posuere diam.
Proin vehicula nisi quis massa consequat aliquam. Vivamus iaculis placerat est non ullamcorper. Integer porttitor elementum commodo. Vivamus sagittis varius orci ac aliquam. Suspendisse vestibulum rutrum quam quis tristique. Nam ut leo vestibulum, blandit nulla eget, imperdiet diam. Duis eu pharetra felis. Vestibulum accumsan lacus et augue euismod, ultricies egestas lectus fringilla. Proin imperdiet, elit nec luctus vulputate, tellus lorem suscipit velit, vel iaculis diam nisi a tellus. In sed arcu vel est sodales volutpat ac eget nulla. Maecenas quis magna quis turpis sollicitudin hendrerit. Aliquam erat volutpat.