Gedragsproblemen in de klas? Moeilijk gedrag? Signaalgedrag? Ontwikkelingskans? Deze pagina gaat over omgaan met moeilijk gedrag, lastig gedrag of probleemgedrag. Het woord ‘probleemgedrag’ kan misleidend zijn. Lees daarom ook vooral de ‘gebruiksaanwijzing’ van deze site. Gedrag op school. Het gaat hier niet om schuld. Gedrag is ook nooit alleen van het kind. Gedrag vindt plaats in interactie.
Een gedragsprobleem is gebonden aan iets uit de ‘omgeving.’ Dat kan bijvoorbeeld een ace of een trauma zijn, maar ook een slechte opvoeding, leerproblemen, onder- of overvraging of de relatie met de leraar of klasgenoten. Het gaat om een mismatch die je als leraar moet oplossen. Ik vind uitdrukkelijk dat je moet kijken naar leerkracht, kind en omgeving (klas, vriendjes, ouders, vak, buurt, enz.). De context doet ertoe. (Horeweg, 2021; Spilt, 2018; Minderhout, 2024)
Ik wil proberen om een kader te scheppen, waarin je kunt nadenken over een preventieve basis om gedragsproblemen te voorkomen en als ze toch voorkomen, ze op te lossen met de leerling. Hiervoor kun je zeer zeker het begin van het schooljaar benutten en gebruikmaken van inzichten uit de groepsdynamica. Ook inzetten op de relatie met je leerlingen en een goed klassenmanagement zijn een sterke vorm van preventie.
Let op: op 1 januari 2025 is de Wet Versterking positie ouders en leerlingen in passend onderwijs ingegaan. Elk SWV moet vanaf 1 januari 2025 een ouder- en jeugdsteunpunt hebben.
Per 1 augustus 2025 krijgen leerlingen hoorrecht over het ontwikkelingsperspectief en moet het ondersteuningsaanbod in de schoolgids worden opgenomen. Bekijk de infographic
Wat leraren meestal probleemgedrag noemen, is externaliserend gedrag. Het is gedrag dat je opmerkt. De omgeving heeft er last van. Dat gedrag ziet er globaal als volgt uit:
• Dwars, dwingend, onrustig, brutaal.
• Agressief, dominant, niet sociaal, niet eerlijk en regels schendend.
• Druk, ongeconcentreerd, overbeweeglijk en impulsief.
• Wisselende buien, onvoorspelbaar, explosief, angstig, snel beledigd.
• Weinig motivatie, slechte werkhouding.
Dit gedrag merk je (bijna) niet op, vooral de leerlingen die dit gedrag vertonen, hebben er last van. Ze vertonen het volgende gedrag:
• Ze maken zeer moeilijk contact, zijn niet communicatief en eenzijdig gericht.
• Ze zijn stil, gesloten, angstig, hebben weinig aansluiting bij de andere leerlingen en zijn passief en somber.
• Of ze zijn heel onzeker, hebben weinig zelfvertrouwen, zijn heel faalangstig en zijn dwangmatig in gewoonten.
Stel je voor: je komt ’s ochtends bijna te laat op school, doordat je de avond ervoor heel laat naar bed ging en daardoor niet wakker werd ’s morgens. Grote (?) kans dat de kinderen die dag een leerkracht treffen die iets minder flexibel is dan andere dagen. Logisch. Dit voorbeeld laat zien dat de omgeving en situatie van invloed zijn op je gedrag.
Sommig gedrag heeft te maken met onveilig opgroeien, sommig gedrag met nog niet goed ontwikkelde executieve functies of nog niet ontwikkelde sociale en emotionele vaardigheden. Andere problemen hebben te maken met een onduidelijke of verkeerde aansturing door de leraar of gedrag van klasgenoten of met de thuissituatie.
Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek dat kinderen die een scheiding meemaken, de eerste twee jaar na de scheiding vaak enorm in prestaties achteruit gaan en soms onhandelbaar gedrag vertonen
Vanuit de ecologische visie gezien (Bronfenbrenner, 1976), moet je kijken naar de ‘omgeving.’ Ook de contextuele theorie (Nagy, 1994) gaat hier van uit. Omgeving (leerkracht, klasgenoten, plek in de klas, thuissituatie) moet veranderen. Al deze componenten zijn immers van invloed op iemands gedrag (Horeweg, 2015, 2021, 2024; Pameijer, 2019).
Het Meervoudig risicomodel (van der Ploeg, 2011), gaat er van uit, dat als je naar de omgeving van het kind kijkt, er een aantal factoren een extra risico vormen en probleemgedrag als het ware voorspellen. Denk hierbij aan de gezinssituatie, vrienden, persoonlijkheid, taalontwikkeling, prikkelverwerking, zelfregulatie, enz. (Horeweg, 2021, 2024; NJI, 2022)
Toch bekijken we in zo’n geval al snel wat het kind ‘mankeert.’ Het is echter goed om na te gaan wat je eigen leerkrachtgedrag bijdraagt aan de problemen. Veel gedragsproblemen verminderen door een veranderde houding van de leerkracht. Lees daarvoor ook mijn artikel in Didactief.
Wil je meer weten over omgaan met ‘gedragsproblemen’ op school? Boek een incompany bijeenkomst Voorkom lastig gedrag of Een schoolbrede aanpak van gedrag met Anton Horeweg. Lezing, vorming, studiedag, klassenobservaties of begeleidingstraject mogelijk. |
Daarnaast zijn er ook beschermende factoren, die bijdragen aan het voorkomen van probleemgedrag. Ook hier kun je dezelfde factoren in het kind, gezinssituatie, vrienden, persoonlijkheid, enz. weer in ogenschouw nemen. Al naar gelang hun verschijningsvorm zijn ze dus risico- of beschermende factor.
Onthoud het volgende: Als een kind zich slecht gedraagt is er iets dat hij slecht verdraagt.
In de literatuurlijst vind je boeken over contextueel kijken naar gedrag.
Als leerkracht besteed je vele uren aan het aanleren van de tafels of werkwoorden. Als het kind het niet snapt, leg je het geduldig nog een keer uit. En nog een keer…en desnoods nóg een keer. En volgende week, als het kind de instructie weer ‘kwijt’ is, weer. Als een kind door de klas praat, leg je dat één keer uit, misschien wel twee keer. Maar dan moet het kind toch echt wel doorhebben dat het niet de bedoeling is. En dat kan het kind de volgende dag maar beter onthouden hebben, want jij weet nog wèl dat je hem gisteren drie keer gewaarschuwd hebt. En je geduld raakt natuurlijk een keer op…
Een groot deel van de ‘gedragsproblemen’ vermindert of verdwijnt als het leerkrachtgedrag verandert. Leerkrachtgedrag heeft veel invloed op gedrag van kinderen. Eigenlijk weet elke leerkracht dat. Waarom doet Noah wel vervelend bij mij, maar niet bij de leerkracht van vorig jaar? Het is dezelfde Noah en als er niets geks is gebeurd, zou het toch wel eens met mijn eigen gedrag te maken kunnen hebben. Waarom hebben sommige leerkrachten minder problemen dan anderen met ‘moeilijke’ kinderen? Het loont dus echt om naar je eigen gedrag te kijken en zo te kijken wat jij aan preventie kunt doen.
Er is nog een argument: Stel dat het kind lastig gedrag vertoont. Dat ligt niet aan jou, niet aan thuis, het ligt echt aan het kind. Wat je ook probeert, het gedrag verandert niet. Bedenk dan eens of je jouw gedrag tóch niet moet veranderen, omdat jij wèl in staat bent dat te doen en het kind niet. Dit kan het begin van een oplossing zijn.
‘Ik was onbereikbaar als leerling.’ ‘Hoe hadden ze jou wel kunnen bereiken?’ ‘Door heel erg in te zetten op de relatie.’
Milio van de Kamp, auteur Misschien kan je iets lager mikken.
Verderop kun je lezen over goed klassenmanagement. De basis voor alles is de goede relatie met je leerlingen. Veel gedragsproblemen komen door de moeizame relatie tussen leerkracht en leerling. Een goede relatie voorkomt en vermindert probleemgedrag. Let op: je hoeft geen vrienden met je leerlingen te zijn! Leerlingen houden van een leerkracht die kalm en vriendelijk blijft, duidelijke regels heeft en goed kan uitleggen. ‘Streng’ zijn is dus niet erg. Zet dus allereerst in op de relatie met kinderen (Pianta, 2012; Horeweg, 2021; Perry, 2021).
Klassenmanagement gaat over het goed inrichten van je leeromgeving, je leerkrachthandelen, regels en routines, die ervoor zorgen dat er een veilig leef- en leerklimaat ontstaat, waarin je les kunt geven en kinderen tot leren komen. Goed klassenmanagement voorkomt veel probleemgedrag (Horeweg, 2021; 2024) en zorgt voor effectief lesgeven(Hattie, 20003, 2023).
Zorg voor duidelijke regels, leg ze uit en oefen ze (Horeweg, 2020; 2021;2024). Zorg ervoor, dat je als leerkracht voorspelbaar bent. Vertel wat je gaat doen en doe dit dan ook. Reageer en handel zo consequent mogelijk. Afspraak is afspraak en als iemand zich daar niet aan houdt, is het jouw taak daar wat aan te doen. Geldt een afspraak (soms) niet voor iedereen, dan moet je dat goed uitleggen.
Geef duidelijke gedragsinstructies. Vertel telkens vooraf wat je van kinderen verwacht. Dit noem je gedragsverwachtingen. Vooraf duidelijk zijn, zorgt dat je niet achteraf hoeft te mopperen.
Tip: Lees een gesprek van Anton Horeweg & Trix van Lieshout over gedrag (AOb, maart 2024) |
In het algemeen zijn er een aantal punten die preventief werken op gedragsproblemen.
Als een klas aan het begin van het jaar bij elkaar wordt gezet, is het nog geen groep. ‘De groep’ ontstaat pas in het groepsvormingsproces. Het is belangrijk om direct vanaf de start van het schooljaar (of wellicht vóór aanvang ervan) intensief en structureel mee bezig te zijn.
Lange tijd ging men er in het onderwijs vanuit dat de groepsvorming verloopt volgens de fases van Tuckman. Hij onderscheidde vijf fases in de ontwikkeling van de groep: Forming, Storming, Norming en Performing en Adjourning. Dat model is echter nooit wetenschappelijk (bewezen (van Engelen, 2023). In de praktijk verloopt het proces niet lineair, bijvoorbeeld wanneer een nieuwe leerling in de groep komt, er een invalleerkracht is, of als er andere ingrijpende gebeurtenissen spelen. Het fasemodel suggereert maakbaarheid door de leraar, terwijl het ten hoogste beïnvloedbaar is (Onderwijskennis, 2023).
Een groep doorloopt wel in de eerste weken fases van groepsvorming, maar de mate waarin dat proces optreedt, blijkt echter afhankelijk te zijn van een aantal factoren (van engelen, 2023):
Een individu heeft invloed op de groep, een groep ook op het gedrag van het individu binnen die groep (Dokman, 2018). Wat de groepsleden doen, leidt tot een groepsnorm. Ongeschreven regels die laten zien ‘zo gaan we met elkaar om.’ Deze sociale normen leiden tot gewenst of ongewenst gedrag en hebben invloed op de sfeer. In een klas/groep ontstaat altijd een hiërarchie tussen de verschillende groepsleden. Niet elk groepslid heeft evenveel invloed op welke sociale normen belangrijk worden gemaakt in de context van de groep (Farmer et al., 2019). De norm bepaalt welke leerlingen erbij horen of niet, en dat heeft weer een effect op welbevinden en leerprestaties (Bukowski, 2018; De Swart, et al, 2020).
Een positieve relatie tussen de leraar en de leerling, maar ook (en dat raakt aan groepsdynamiek) het bouwen aan sociale cohesie in de klas/groep en samenwerken tussen de leerlingen, is absoluut belangrijk. (Van Engelen, 2023). Als de relaties in je klas goed zijn, draagt dat bij aan betrokkenheid van leerlingen in je les en daarmee aan hun leerresultaten. Als kinderen elkaar aardig vinden bevordert dat het leren. Aardig gevonden worden draagt namelijk bij aan groter welbevinden en betere schoolprestaties (De Laet, 2014).
Om de kans te vergroten op positieve groepen, kan er aan de hand van schoolbrede en preventieve programma’s gewerkt worden aan een positief leer- en leefklimaat. Een structurele aanpak van sociaal en emotioneel leren kan hieraan bijdragen (Durlak, 2011; van Overveld, 2019; Horeweg, 2021). Ook een schoolbrede aanpak van gedrag is helpend (Horeweg, 2023; 2024).
Programma’s om aandacht aan SEL en (pest)gedrag te besteden zijn o.a. Kiva, Kanjertraining, Leefstijl, Levensvaardigheden, Vreedzame school, Rots en Water, Taakspel en Positive Behaviour Support. In de Databank effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) vind je informatie over de effectiviteit van deze programma’s. Overigens is een programma niet noodzakelijk. Je kunt ook zelf een leerlijn opzetten. De programma’s alleen zijn niet genoeg: Het didactisch en pedagogisch vakmanschap van de leraar is op zijn minst even belangrijk (Kennisrotonde, 2023).
Een ‘veilige groep’ voorkomt veel gedragsproblemen. Hoe kun je jouw groep met behulp van deze kennis opbouwen tot positieve, goed werkende groep?
Als de groep niet veilig is, kan er sprake zijn van probleemgedrag, buitensluiten, pesten, discriminatie, vernieling, diefstal, misbruik, intimidatie, agressie en/of geweld. Om te voorkomen dat een groep negatief wordt (of positiever gesteld: om te werken aan een positieve groep, moet naar mijn mening SEL een prominente plaats in de school en in de klas hebben. Met elkaar omgaan, praten over emoties: dat leer je allemaal niet vanzelf. Er zijn veel methodes op dit gebied. Ik noem: Kwink, Vreedzame school en Kanjertraining. SEL is echter meer dan het uurtje Kwink op donderdagmiddag. SEL moet verweven zijn in je doen en laten in de klas. SEL zorgt voor positieve groepen.(van Overveld, 2017, 2024). Positievere groepen zorgen voor betere leerprestaties (Madigan, 2021; Horoz, 2024).
Boeken met ideeën zijn: De groepscode, Grip op de groep en De gouden weken 2.0 en De zilveren weken, aanraders. Voor het Voortgezet onderwijs is er Een goede start in jouw mentorklas. Daarin vind je onder andere groepsvormende spelvormen.
Soms zijn er kinderen waar al ‘alles’ mee geprobeerd is, maar ze blijven volharden in hun gedrag. Zij hebben geen problemen, de anderen, die hebben problemen. Die anderen zijn namelijk de oorzaak van alles. Zij doen niets verkeerd. Ze zijn allang immuun voor alle straffen en preken. Kortom: ze zijn ‘onbereikbaar’ voor jou.
Kinderen die een dergelijke houding hebben, moet je in beweging zien te krijgen. Een methode die hiervoor geschikt kan zijn is oplossingsgericht werken (De Shazer, 2006). Door middel van oplossingsgerichte gesprekken kun je proberen om, zonder een schuldige aan te wijzen of een oorzaak te zoeken, proberen de situatie te veranderen. Voor literatuur hierover kun je kijken op de literatuurlijst elders op deze site.
Naast een uitgebreidere analyse van het probleem, moet je ook (opnieuw) praten met ouders, kind en IB-er. Om goed zicht op het probleem en de gebruikte of nog te gebruiken interventies te houden, is het handig om te werk te gaan volgens de manier Handelings Gericht Werken (Pameijer, 2017) en HGW: Samen werken aan schoolsucces, Vlaamse editie (Pameijer, 2018).
HGW bestaat uit een duidelijk stappenplan. Daardoor wordt het verzamelen van veel (vaak overbodige) informatie voorkomen. Doordat wordt uitgegaan van de onderwijsbehoefte van het kind, word je gedwongen om stil te staan bij wat het kind nodig heeft (de onderwijsbehoefte) om beter te functioneren. Het HGW-formulier voor de intakefase en het formulier indiceren en advisering kun je hier downloaden. Klik op de link: HGW-formulier.
Als voorgaande niet helpt is er externe hulp nodig. Zoiets bepaal je samen met intern begeleider of gedragsspecialist en de ouders.
Het komt voor. Er is van alles geprobeerd, maar niets helpt. Dat is niemands schuld. Het kan zijn dat de school geen passend programma en/of een passende aanpak kan bieden. Het kind moet dan verwezen worden naar sbo of so. Volg daarvoor de procedures die jouw school heeft afgesproken.
Er zijn kinderen die het op school niet redden. Het systeem is niet flexibel genoeg om het betreffende kind passend onderwijs te geven. Een paar voorbeelden zijn: een schooldag zorgt voor teveel prikkels, het didactisch aanbod is lange tijd onvoldoende, voor het kind is de school een angstige plek, enz. Dit overkomt hoogbegaafde kinderen met autisme nogal eens. Ondanks de vaak goed bedoelende mensen om het kind heen, verharden dan soms de standpunten. Onderschat dit probleem niet: er zijn maar liefst 15000 tot 20.000 thuiszitters (Oudervereniging Balans, 2024).
Belangrijk om te vermelden: Thuiszitters zijn bijna nooit kinderen met externaliserend gedrag. Dat werd lange tijd gedacht (en misschien nog wel hier en daar), maar thuiszitters zijn veelal kinderen met internaliserend, angstig gedrag, soms gecombineerd met een stressvolle thuissituatie (Kohnstamm Instituut, 2020). Die heeft overigens vaak te maken heeft met het feit dat het met het betreffende kind al lange niet goed gaat op school (Ouders krijgen dan soms te maken met Leerplicht, Jeugdzorg en zelfs justitie, wat begrijpelijkerwijs stress oplevert). Over de toestand waarin sommige kinderen verkeren door voor hen zeer ingrijpende gebeurtenissen op school, heb ik als eerste in ons land (voor zover ik weet) de term ‘schooltrauma’ gebruikt (Horeweg, 2018). Inmiddels begint de term ingang te vinden. Het is aannemelijk dat veel kinderen die thuiszitten getraumatiseerd zijn
Het is belangrijk om samen te werken met ouders vanaf dag één. Uiteraard maak je kennis met ouders aan het begin van schooljaar. Als er problemen met een kind zijn, nodig dan altijd meteen de ouders uit om je zorgen te delen. Ouders willen graag goed op de hoogte blijven. Als je handelingsplannen gaat maken, moet je de ouders betrekken. Hoe je met ouders in gesprek kunt, lees je in: van Essen, I. & Horeweg, A. (2023). In gesprek met ouders. Een positieve relatie tussen school en thuis. 2de druk. Leuven: Lannoocampus.
De regels zijn goed afgesproken, goed en regelmatig geoefend en door iedereen begrepen, maar toch komen er (uiteraard) overtredingen van die regels voor. Als leerkracht geef jij de grenzen telkens van te voren aan (gedragsinstructie vóóraf) en bewaak je die grenzen. Je leert kinderen die grens te respecteren. Dat is dus meer dan de grens handhaven: je leert ze waarom die grens nodig is en helpt ze bij jouw grens te stoppen. Bij vermeende overschrijding van jouw grenzen kun je de volgende zaken bekijken:
Meer boeken over gedrag, didactiek en schoolontwikkeling
Alle literatuur van deze site zien? Klik op literatuur.
Nieuwsgierig naar meer mooie onderwijsboeken van Anton Horeweg? Klik op Onderwijsboeken
Bukowski, W.M., Larsen, B., & Rubin, K.H. (2018). Peer relations: past, present nd promise. In W.M. Bukowski, B. Laursen, K.H. Rubin (eds.). Handbook of peer interactions, relationships and groups (pp. 3-23). New York, NY: Guilford Press.
Dokman, I., Van Beusekom, R., Oldeboom, B., Pepping-Poot, A., Van Beusekom, R., & Wissink, J. (2018). Ik in de wij. L&Ving Factory.
Durlak, J. A., Weissberg, R. P., Dymnicki, A. B., Taylor, R. D., & Schellinger, K. B. (2011). The impact of enhancing students’ social and emotional learning: A meta-analysis of school-based universal interventions. Child Development, 82(1), 405-432.
van Engelen, R. (2022). De groepscode. Zó werk je met groepen! Huizen: Pica.
van Engelen, R. (2014). Grip op de groep. Baarn: Bekadidact.
van Engelen, R. (2011). Bouwen aan je groep. ThiemeMeulenhoff.
Essen, I. (2019). Communicatie zonder frustratie in het onderwijs. Tielt: Lannoocampus.
Farmer, T.W., Hamm, J.V., Dawes, M., Barko-Alva, K. & Cross, J.R. (2019). Promoting inclusive communities in diverse classrooms: teacher attunement and social dynamics management, Educational Psychologist, 54(4), 286-305.
Horeweg, A. (2023). Ongewild lastig. Huizen: Pica.
Horeweg, A. (2021). Handboek Gedrag op school. Huizen: Pica.
Horeweg, A. (2020). Voorkom lastig gedrag. Wat kun jij als leerkracht aan preventie doen? 2de druk, Huizen: Pica.
Horeweg, A. (2015). Gedragsproblemen in de klas in het basisonderwijs. Tielt Lannoocampus.
Horeweg, A. (2022) Kinderen met ADHD in de klas. Praktische gids voor leraren. Leuven: Lannoocampus.
Horeweg, A. (2017) Wat stuitert daar door je klas? Houten: Lannoocampus.
Horner, R. Check in check out in Positive Behaviour Support. Huizen: Pica.
Horoz, N. (2024). Towards a more holistic understanding of inequalities in childhood: A multi-context approach
to parental education and child development. [PhD-Thesis – Research and graduation internal, Vrije Universiteit
Amsterdam]. https://doi.org/10.5463/thesis.834
De Laet, S., Doumen, S., Vervoort, E., Colpin, H., Van Leeuwen, K., Goossens, L. & Verschueren, K. (2014). Transactional links between teacher-child relationship quality and perceived versus sociometric popularity: a three-wave longitudinal study. Child Development, 85, 1647-1662.
Madigan, D. J., & Kim, L. E. (2021). Does teacher burnout affect students? A systematic review of its association with academic achievement and student-reported outcomes. International Journal of Educational Research, 105, 101714. https://doi.org/https://doi.org/10.1016/j
Minderhout, M. (2024). in de context is iedereen aanzet. Onze Jeugd.nu, nr 5, juni 2024, p. 4-6.
Nus, W. van (2016). Geweldloos verzet op school. Een nieuwe kijk op gedragsproblemen. Huizen: Pica.
van Overveld, K. (2017). SEL. Sociaal emotioneel leren als basis. Huizen: Pica.
Rutter, M. (1975). Helping troubled children. London: Plenum Press.
De Swart, F., Burk, W. J., Nelen, W. B., & Scholte, R. H. (2020). Peer Preference, Perceived Popularity, and the Teacher–Child Relationship in Special Education. Remedial and Special Education, https://doi.org/10.1177%2F0741932519887506
Visser, A. (2018). Meidenvenijn in het voortgezet onderwijs. Preventie en aanpak. Huizen: Pica.
Visser, A. (2018). Meidenvenijn in het basisonderwijs. Preventie en aanpak. 2de druk. Huizen: Pica.
Hulpverlening: feiten en cijfers. https://keepintouch-hulpverlening.nl/feiten-en-cijfers/ Verkregen op 30-12-2023.
RTL Nieuws, 5 april 2023. https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/politiek/artikel/5376089/school-thuiszittende-kinderen-hulp-thuiszitters-initiatieven
next