Agressie is gewelddadig dreigen of handelen. In onze context (de school) kan agressie verbaal, relationeel of fysiek zijn. De agressie kan passief zijn (expres niet doen wat gevraagd wordt) of actief (in de aanval gaan).
Agressief gedrag is biologisch geprogrammeerd en zit het in ieder van ons. Ook opkomen voor jezelf of het verdedigen van degenen die je lief zijn, is agressief gedrag. Het gaat er dus om waar de grens ligt van het toelaatbare en hoe je kinderen moet leren te stoppen aan die grens.
We hebben de neiging hebben om agressie toe te schrijven aan de vrije keuze van het kind dat de agressie uit. We bestempelen daarna het kind vaak als vervelend. Uit onderzoek zijn ook oorzaken naar voren gekomen, die buiten de wil van het agressieve kind liggen. Daarmee praat ik agressie absoluut niet goed, maar kennis over de oorzaak kan soms bijdragen aan een mogelijke (gedeeltelijke) oplossing.
Vaak komen beide vormen voor bij hetzelfde kind. Omdat beide vormen een aparte benadering behoeven, kan dat voor jou als leerkracht lastig zijn. Het beste kun je kijken naar welke vorm zich het meest voordoet en daarmee proberen aan de slag te gaan. Als je school niet structureel aandacht besteedt aan de voorkoming en vermindering van agressie en nadere gedragsproblemen door middel van een methode, kun je wellicht wat hebben aan onderstaande punten. Overigens zijn er op dit moment methodes die bewezen effect hebben op het gebied van sociale en emotionele ontwikkeling. PAD, de Vreedzame school en Taakspel.
1. Encodering: waarnemen van de werkelijkheid. |
2. Betekenisverlening: toekennen van subjectieve waarden aan de waargenomen informatie. |
3. Emotie: Afhankelijk van de interpretatie volgt een al dan niet heftige emotie. |
4. Responsgeneratie: er worden één of meer oplossingen bedacht. |
5. Responsselectie: er wordt een oplossing gekozen. |
6. Uitvoering: de oplossing wordt uitgevoerd. |
Bij kinderen met reactieve agressie liggen de problemen vooral in de eerste drie fases. Bij kinderen met proactieve agressie liggen de problemen vooral in het vinden van de (moreel) juiste oplossing voor de problemen (van Overveld, 2017).
Je kunt een aantal dingen doen om agressie te voorkomen. Dit zijn vaak maatregelen die ook preventief werken voor andere gedragsproblemen.
Is het kind voldoende taalvaardig en voldoende sociaal vaardig? Als één van de twee vragen met nee beantwoord kan worden, heb je al een mogelijke bron van agressie gevonden.
Ik gaf het al eerder aan; goed onderwijs werkt preventief voor gedragsproblemen, dus ook voor agressie. Bekijk daarom kritisch de volgende aspecten.
Agressie is geen agressie alleen; agressie is een uiting van een onderliggend probleem. Probeer daarom te achterhalen wat dat probleem is. Dat is soms moeilijk en het is begrijpelijk dat je alleen maar denkt: “Het moet stoppen. Klaar.” Maar juist omdat het een hardnekkig probleem kan zijn, is het vinden van de onderliggende oorzaak handig.
Het is natuurlijk goed om te kijken wanneer, hoe vaak en in welke mate de agressie zich voordoet, maar in je klas zul je toch vooral ook meteen moeten reageren. Een systematische aanpak is goed, maar zorgen voor een veilige groep is natuurlijk een eerste vereiste. Hoe je kunt reageren probeer ik duidelijk te maken aan de hand van de Roos van Leary. Als je de Roos Van Leary in bekijkt, kun je de relatie tussen twee mensen aflezen in de aspecten macht en sfeer. Macht zie je terug in boven/onder. Sfeer zie je terug in samen-tegen.
Mensen zijn geneigd complementair te reageren op elkaar. Op boven-gedrag zul je de neiging hebben te reageren met onder-gedrag. Dat dit weinig effectief is in dit geval is duidelijk. Degene die agressief gedrag vertoont zal daardoor namelijk nog meer agressief gedrag vertonen (hij reageert immers óók complementair). Vertoon daarom ook boven-gedrag en kies voor de samen positie, dat wil zeggen dat je tot op zekere hoogte meegaat in zijn idee. Dit noemt Leary ondersteunend gedrag. De ander voelt zich begrepen en de agressie neemt af. Pas op dat je niet symmetrisch reageert. Dat wil zeggen dat je bijvoorbeeld terug schreeuwt als de ander schreeuwt. Het zal duidelijk zijn dat dit niet zorgt voor afname van de agressie.
Hoewel agressief gedrag er soms ‘ineens’ lijkt te zijn ontstaan, zijn er wel fases aan te wijzen in dit proces (Colvin, 2004). Het probleem is natuurlijk wel, dat je in een klas van dertig kinderen die fases wel eens kan missen. Je hebt tenslotte ook maar twee ogen en oren. Toch kan het handig zijn te weten hoe de fases in het agressie proces verlopen. Daarbij zijn er een aantal dingen die je kunt proberen tijdens deze verschillende fases en een aantal dingen die je beter niet kunt doen.
Het kind gedraagt zich niet meer volgens zijn normale gedragspatroon. Weer een reden om de kinderen in je groep goed te kennen. De eerste fase van agressie zet in wanneer de afwijking t.o.v. het normale gedrag zichtbaar wordt. Dit kun je herkennen in:
Dit is de fase die tot onmiddellijke agressie leidt. Het gedrag van het kind is nu sterk afwijkend van zijn normale gedrag.
In deze fase moet je zo snel mogelijk ingrijpen. Als de afwijking tussen normaal gedrag en afwijkend gedrag te groot wordt, kun je steeds moeilijker tussenbeide komen. Het kind zal dan elke poging daartoe interpreteren als vijandig. Wat je beter niet kunt doen in deze en de volgende fase:
Wees je er voortdurend van bewust dat een kind dat in deze gemoedstoestand is, elke gelegenheid zal aangrijpen om zijn agressie te rechtvaardigen. Beweeg zo weinig mogelijk en blijf kalm en zacht praten. Als je harder gaat praten escaleert de zaak. Zie ook hieronder het stukje “complementair gedrag.” Ga niet recht voor het boze kind staan, want dat is de “confrontatiepositie.” Stel je op in een hoek van 45° en bied het boze kind altijd de mogelijkheid uit de situatie weg te kunnen, tenzij er zwaar wegende redenen zijn waarom dat nu echt niet kan. Als je het gedrag niet hebt kunnen stoppen, kom je in:
In deze fase heeft argumenteren echt geen zin meer. Waarschijnlijk werpt het alleen olie op het vuur. Bekijk of je het kind weg kunt krijgen uit de klassensituatie. Laat een ander kind eventueel een collega halen. Ga in geen geval alleen aan het kind lopen trekken en sjorren. Een aanklacht wegens mishandeling hangt dan gauw in de lucht. Lukt het niet er iemand bij te halen en schat je de situatie in als ernstig, laat dan je groep weggaan. Het kind blijft achter zonder publiek, eventueel met jou. Heeft je klas jou op dat moment echt nodig, dan blijft het kind alleen achter. Deze beslissingen kun je alleen op het moment zelf nemen. Op dat moment maak je een inschatting. Bekijk wel of er op school afspraken over zijn, of afspraken gemaakt zouden moeten worden. Na de crisis volgt:
Uit bovenstaande komt duidelijk naar voren wanneer een gesprek geen zin heeft. Er volgt altijd een gesprek na agressie uitbarstingen. Het is raadzaam de ouders op school te halen voor een gesprek. Voer dat gesprek met de intern begeleider of directie erbij. zo wordt een duidelijk signaal afgegeven: Agressie kan en mag niet getolereerd worden. Het is niet alleen schadelijk voor jou en je groep, maar ook voor het agressieve kind, dat hoe dan ook hulp moet hebben om dit probleem aan te kunnen. Het kind kan het niet alleen.
Op een rij:
Voor kinderen die aan het “ene gesprekje” niet genoeg hebben, is aparte begeleiding nodig. Met deze kinderen moet je een programma opstellen, afspraken gaan maken en samen met het kind proberen om het gedrag om te buigen naar acceptabel gedrag.
Het is het beste als de eigen leerkracht van het kind samen met het kind gaat proberen om de zaak weer op de rails te krijgen. Externe hulp aan het kind is op dit moment nog niet nodig. Wel kan het handig zijn om samen met een gedragsspecialist te bekijken wat er nu gedaan kan worden.
Ook al hebben bovenstaande zaken nog niet tot resultaat geleid, wil dat niet zeggen dat je tijd verspild hebt. De punten hierboven (voorspelbare leerkracht, veilige omgeving, enz.) worden nu de basis om verder te werken. Aan bovenstaande voorwaarden moet dus wel voldaan zijn, anders werkt het vervolg ook niet.
Een handig boekje met tips voor kinderen die last hebben van een agressie probleem zijn bijvoorbeeld Haal de grrrrr uit agressie (Verdick & Lisovskis, 2007) en Een vulkaan in mijn buik (Pudney & Whitehouse, 2021).
Het zal duidelijk zijn, dat dit niet in één keer zal lukken. Het is zowel voor jou als leerkracht, maar zeker ook voor het kind een lange weg. Dit vergt uithoudingsvermogen en omgaan met teleurstelling en/of terugval. Door steeds weer samen de alternatieven te benoemen voor het explosieve gedrag, leert het kind dat het ook anders kan. Als leerkracht ben je echter geen therapeut. Als je na een tijdje (bijvoorbeeld 3 maanden) geen verbetering bemerkt, is het misschien tijd voor hulp van een externe expert.
Bovenstaande vormen van agressie zijn allemaal fysiek en direct. Er is ook een vorm van agressie die zowel direct als indirect is, maar niet fysiek. Dat is de relationele agressie. Deze vorm van agressie komt in directe vorm al voor bij kleuters: “Als ik niet met je autootje mag, speel ik niet meer met je.” Naarmate het kind ouder wordt, kan het behalve deze directe vorm ook zijn toevlucht nemen tot een “subtielere” indirecte vorm. “Je moet niet met hem spelen, hij stinkt.” De agressor probeert de groep te gebruiken om het slachtoffer schade te berokkenen. Zowel jongens als meisjes gebruiken deze vorm van agressie, maar omdat jongens vaker gebruik maken van fysieke agressie, denken we bij de relationele variant vaker aan meisjes.
Een vorm van agressie die vaak genegeerd wordt is relationele agressie. Omdat deze vorm heel moeilijk te herkennen is (hij leidt immers meestal niet tot fysiek geweld en gebeurt veelal buiten het zicht van de leerkracht) besteed ik hier aandacht aan. Relationele agressie bestaat uit subtiele vormen van intermenselijk gedrag, waarbij het slachtoffer emotionele of psychische schade ondervindt. Denk hierbij aan acties waarbij relaties of vriendschappen schade toegebracht wordt door uitsluiten, zwartmaken, negeren, roddelen, maar ook bedreigen en chanteren. Deze vorm van agressie komt voor bij jongens en bij meisjes, maar de gevolgen lijken bij meisjes vaak ernstiger.
Meisjes gebruiken deze vorm van agressie op jongere leeftijd (vanaf 6 jaar) vaker dan jongens. Uit zeer recent onderzoek (Grietens, 2011) blijkt dat op latere leeftijd jongens evenveel gebruik maken van deze vorm van agressie. Wel gebruiken jongens daarnaast vaker ook nog fysieke en verbale agressie, iets wat bij meisjes minder voorkomt. Heel uitgebreid wordt het gebruik van relationele agressie door meisjes beschreven in Queen Bees and wannabes (Weisman, R. derde editie uitgave, 2016).
Meisjes vormen clubjes gebaseerd op sociale status. Het stelselmatig uitsluiten van sommige meisjes is een vorm van agressie die lang kan doorwerken. In een groep meisjes is er meestal één die de baas is, de queenbee. Zij is vaak mooi of slim of heeft iets anders dat andere meisjes bewonderen. De anderen willen net zo zijn (wannabes) en volgen daarom de queenbee. Haar wil geschiede, uitgevoerd door anderen uit de groep. De koningin zelf blijft meestal buiten schot. Ze is vaak heel charmant en lief naar de leerkracht toe. De praktijken die de koningin bedrijft, zijn zaken als iemand uitsluiten, kliekvorming, staren, belachelijk maken, roddels de wereld in brengen, seksueel getinte verhalen over het slachtoffer verspreiden, gekke foto’s of bedreigingen op mobiel, Snapchat, Facebook, Instagram, enz. Denk niet dat dit pas speelt in het voortgezet onderwijs. Je kunt al een queenbee met gevolg in je klas hebben vanaf groep 5. De meeste agressie gebeurt zo subtiel, dat de dames altijd kunnen zeggen dat ze eigenlijk niets deden. “Ik keek alleen maar..” soms zijn de hofdames nog gemener dan de queenbee zelf, soms is er ineens een troonswisseling. Het valt dus niet mee hier zicht op te houden, maar het erkennen dat dit kan spelen en dat dit gedrag valt onder agressie is een eerste stap.
Hoewel dit niet meevalt, omdat het stiekem gebeurt, zijn er een aantal signalen waar je als leerkracht alert op kunt zijn.
Uiteraard kan bovenstaande opsomming ook op andere problemen duiden, maar het is goed deze signalen hoe dan ook goed te bestuderen en zien te achterhalen wat het onderliggende probleem is.
Deze vorm van agressie lijkt op de proactieve vorm, alleen ontstaat de agressie naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis en uit de emotie die daarvan het gevolg is. Iemand krijgt bijvoorbeeld een duw tijdens het gymmen en zegt vervolgens tegen andere kinderen dat de duwer niet meer mee mag doen.
Agressie op school mag nooit getolereerd worden. Over verbale en fysieke agressie zijn de meeste leerkrachten dat wel eens. De relationele agressie wordt nogal eens afgedaan als “van voorbijgaande aard”, “het hoort er bij” en “die fase gaat weer over.” Dit komt vooral voort uit onbekendheid met deze laatste vorm van agressie. Naast bovengenoemde proactieve maatregelen is het belangrijk dat:
Tot slot: Verschillende vormen van agressie kunnen naast elkaar en door elkaar voorkomen. De scheidslijn is minder strikt dan de tekst misschien doet vermoeden. Ook slachtoffers vertonen soms een vorm van agressie. Dat neemt niet weg dat de zorg van elke leerkracht moet zijn al deze vormen zoveel mogelijk serieus te nemen en altijd samen met zijn groep aan te pakken. Wil je meer lezen over hoe je agressie kunt voorkomen en aanpakken in je klas? Lees dan mijn boeken. Daarin vind je uitgebreide informatie over alle vormen van agressie. Klik op het gewenste boek: Je kunt het morgen al in huis hebben via bol.com
In Handboek Gedrag op school (Horeweg, 2021) en Gedragsproblemen in de klas in het voortgezet onderwijs (Horeweg, 2024), vind je een uitgebreid hoofdstuk over agressie.
.
Meer boeken over gedrag, didactiek en schoolontwikkeling
Alle literatuur van deze site zien? Klik op literatuur.
Zoek je mooie onderwijsboeken van Anton Horeweg? Klik op onderwijsboeken
Blum, P. (2018). Omgaan met agressie op school. Pocketboekjes – Bazalt.
Kaldenbach, H. (2010). Korte lontjes. 99 tips voor omgaan met jongeren in de klas. Amsterdam: Promotheus.
Louwe, J. en Overveld, K. van, (2008). Een pad naar minder agressie. De effectiviteit van het PAD voor jongens met ernstige gedragsproblemen in verschillende typen Nederlands primair onderwijs. Utrecht: Agiel.
Ploeg, J.D. van der, (2014). Agressie bij kinderen. Deventer: Bohn Stafleu van Loghum.
Michiels, D. ; Kuppens, S. en Grietens, H. (2010). Jij mag niet meedoen. Agressie tussen kinderen anders bekeken. Tielt: Lannoo.